(Utrecht 1875 – Amsterdam 1959)
In 1875 komt Maria Elisabeth Georgina (Lizzy) in Utrecht ter wereld als dochter van Edzard Willem Ansingh (1826-1910) en Clara Theresa Schwartze (1848-1923). Na haar geboorte verhuist het gezin naar Amsterdam. Hier woont Lizzy schuin tegenover haar artistieke familie, waaronder de bekende portretschilder Thérèse Schwartze (1851-1918). Tante Georgine Schwartze (1854-1935), beeldhouwer, geeft Lizzy vanaf 1885 haar eerste tekenlessen. Ze komt regelmatig over de vloer bij haar familie en trekt in 1892 definitief in het huis van haar tantes in. Later volgt ze lessen aquarelleren bij Nicolaas van der Waay en lessen in schilderkunst bij Gerard Overman. Van 1893 tot 1897 maakt ze deel uit van de ‘damesschilderklas’ aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Twee jaar later debuteert ze met een portret van haar moeder op de Tentoonstelling van Levende Meesters.
Ansingh werkt in het atelier van Thérèse, tot ze in 1908 haar eigen atelier op de Herengracht betrekt. Haar tante beïnvloedt zowel Lizzy’s schilderstijl als haar bestaan als kunstenaar. Samen bezoeken ze musea en tentoonstellingen in het buitenland. Zo maakte Ansingh tijdens een reis naar Parijs in 1900 kennis met het werk van Manet en andere Franse impressionisten. Net als haar tante schildert ze portretten, vooral op bestelling voor familie, vrienden en welgestelden. Tot haar oeuvre behoren ook landschappen, stillevens en illustraties van enkele boeken, catalogi en uitnodigingen.
Ze staat echter vooral bekend om haar poppenschilderijen; een eigen en uniek genre binnen de Nederlandse kunstgeschiedenis. In 1906 schildert ze het eerste poppenschilderij, waarna vele volgen. Het poppenhuis dat ze in 1910 koopt, speelt een grote rol bij de vervaardiging van deze schilderijen. Dat geldt ook voor haar poppenverzameling, waartoe Oudhollandse poppen en Wajangpoppen behoren, maar ook een pierrot, harlekijn, tovenaar, poppen in Louix XVI-jurken en een Japanse pop genaamd ‘Piepje’, haar lievelingsmodel. In de poppenschilderijen komen het stilleven en genrestuk samen. De poppen zijn natuurgetrouw weergegeven maar vertonen menselijke eigenschappen. Ansinghs tragische, komische of poëtische scenes hebben vaak een moraliserende ondertoon. Waar de vroege allegorische poppenschilderijen, zoals Ontwaakt (1915) en De vijver met de gouden karpers, doen denken aan het symbolisme, art nouveau en het exotisme, hebben de werken vanaf de jaren twintig een meer anekdotisch karakter. Deze schilderijen tonen verbeeldingen van het dagelijks leven in plaats van abstracte begrippen. De opkomst van nieuwe stromingen als het expressionisme en kubisme lijken aan Ansingh voorbij te gaan. Ze kan niet van moderne kunst genieten en leeft liever in het verleden. Ook de poppenschilderijen zijn volgens haar: ‘(…) grotendeels ontstaan uit heimwee naar verloren tijden, verdwenen mensen en huizen.’
Ansingh behoort tot de Amsterdamse Joffers, de groep kunstenaressen die aan het eind van de 19e eeuw aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam studeren. Ze stellen hun werk regelmatig samen tentoon, onder andere bij galerie Buffa in Amsterdam. In 1936 toont de Leicester Galleries in Londen werk van Ansingh in een solotentoonstelling. Ze maakt daarnaast deel uit van de subcommissie Beeldende Kunst, die onder meer in Amsterdam de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ organiseert. Ook is ze lid van het bestuur en de jury van kunstenaarsvereniging St. Lucas. In 1921 zijn Lizzy Ansingh en Coba Ritsema de eerste vrouwelijke stemhebbende leden van Arti et Amicitiae – het belangrijkste kunstenaarsgenootschap in Nederland -, dat in 1950 een eretentoonstelling houdt ter gelegenheid van Ansinghs 75e verjaardag.
Tot haar vriendenkring behoren Nelly Bodenheim, illustrator van kinderboeken, en grafisch ontwerpster Tine Baanders. Daarnaast is ze bevriend met schilders als George Hendrik Breitner, Simon Maris en Marie Cremers, maar ook met actrices als Jacqueline Royaards-Sandberg en Rika Hopper. Poppenmaker Harry van Tussenbroek is eveneens een goede vriend. Jarenlang correspondeert ze bovendien met kunstcriticus Albert Plasschaert. Hij ziet haar poppenschilderijen als een illustratie van het leven van Ansingh zelf, iets wat ze in 1938 in een brief aan hem beaamt.
In 2005 wijdt het Historisch Museum in Arnhem, bijna een halve eeuw na haar overlijden, een belangrijke tentoonstelling aan Ansinghs poppenschilderijen. Haar werk bevindt zich in collecties van onder meer het Stedelijk Museum Amsterdam, Rijksmuseum Amsterdam, Amsterdam Museum, Dordrechts Museum, Singer Museum Laren, Kunstmuseum Den Haag en Centraal Museum Utrecht.
Auteur: Charlotte Franzen
Literatuur
Dieltjes, Esther, Kristin Duysters, Saskia de Bodt, Lizzy Ansingh (1875-1959): de poppenschilderijen van een Amsterdamse joffer, Warnsveld/Arnhem 2005
Draaijer-de Haas, Albertine, ‘Lizzy Ansingh’, in: Onze Kunst. Geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten, jaargang 14, 1915, 145-156.
Stighelen, Katlijne van der, Vrouwenstreken. Onvergetelijke schilderessen uit de Lage Landen, 2010.
Venema, Adriaan, De Amsterdamse Joffers, Amsterdam, 1977.
Wolda, Saskia, ‘Lizzy Ansingh’ in Nio Hermens, Met verve: Charley Toorop, Lizzy Ansingh, Jacoba van Heemskerck, Lou Loeber, Sorella, Adya van Rees-Dutilh, Amsterdam 1991