Koster, Johanna Petronella Catharina Antoinetta (Jo)

(Kampen 1868 - 1944 Renkum)

a. Jo Koster, Zelfportret (onvoltooid), ca. 1915, olieverf op doek, 60 x 44,5 cm, particuliere collectie

In 1868 komt Jo Koster ter wereld in het Overijsselse Kampen als derde in een gezin van acht kinderen  (afb. a). Vanaf haar prille jeugd wordt ze gestimuleerd om haar artistieke talenten te ontplooien. Zo gaat Koster al tijdens haar middelbare schoolperiode aan de MMS in Dordrecht (1881-1885) in de leer bij schilder Roeland Larij. In de drie daaropvolgende jaren (1885-1888) studeert ze aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijs in Amsterdam, indertijd gevestigd in een toren van het Rijksmuseum. “Ze was de jongste uit de klas en ook de knapste […]. Ze had al een eigen atelier, toen nog niemand van ons zoo’n wonderding aanschouwd had,” schrijft klasgenoot Augustine Obreen in 1917 over hun gezamenlijke studieperiode.

Na zes daaropvolgende jaren aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam (1888-1894) krijgt Koster de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst toegewezen. Ze vertrekt naar Parijs en neemt lessen in het private Atelier Julian, maar stapt al gauw over naar de grote concurrent, Atelier Colarossi. Hier kan ze naar naaktmodel tekenen – iets dat voor vrouwelijke kunstenaars in Nederland indertijd nog sterk uit den boze was. Op aanraden van bevriend schilder Marie Heijermans vertrekt ze daarna naar Brussel, waar ze in de leer gaat bij de Franse portretschilder Ernest Blanc-Garin. Hier maakt ze kennis met Jan Toorop, en ook met Adya van Rees-Dutilh, met wie ze veel contact heeft tijdens haar periode in Laren (1899-1900). Reizen blijft Koster haar hele leven doen. Zo werkt ze na de Eerste Wereldoorlog veel in Italië, Spanje en Frankrijk.

b. Jo Koster, Meisje met zonnehoed, 1911, olieverf op doek, 50 x 50 cm, Singer Laren, schenking Collectie Nardinc

Artistieke ontwikkeling
De neo-impressionistische kunstwerken door onder anderen Georges Seurat en Paul Signac waar Koster in Brussel en Parijs mee in aanraking komt, maken diepe indruk op haar. De daaropvolgende jaren past ze de divisionistische techniek van het naast elkaar plaatsen van verftoetsen in ongemengde, contrasterende kleuren zelf ook vaak toe (afb. b en c). Toch blijft de zichtbare werkelijkheid altijd het uitgangspunt in Kosters voorstellingen. Hoewel ze – geïnspireerd door onder anderen Vincent van Gogh – experimenten met fel kleurgebruik en pointillé in grove penseelstreken ver doorvoert, blijven haar voorstellingen altijd figuratief.

c. Jo Koster, Portret van mej. H. Löbnis, 1913, olieverf op doek, 120 x 90 cm, Singer Laren, schenking particulier

Na Laren vertrekt ze naar Zwolle, waar ze een teken- en schilderklas voor jonge vrouwen opricht. ’s Zomers schildert ze landarbeiders in Staphorst en in Hattem, waar ze later permanent neerstrijkt. Haar Hattemse periode van 1910 tot 1924 vormt een van de productiefste perioden uit haar oeuvre (afb. a t/m c). In deze Gelderse Hanzestad signeert zij sporadisch met Jo Koster (van Hattem), om te voorkomen dat haar werken worden toegeschreven aan andere kunstenaars met de achternaam ‘Koster’ die daar gelijktijdig verblijven. Als gevolg hiervan is ‘van Hattem’ door sommige auteurs ten onrechte aangezien als haar meisjesnaam, en ‘Koster’ als haar getrouwde naam. In werkelijkheid is zij nooit getrouwd.

Tijdens haar reizen naar Bretagne in de jaren 1920 maakt ze tekeningen en schilderijen in een  cloisonnistisch-aandoende stijl, geïnspireerd op de kunstwerken die Paul Gauguin en de kunstenaars van de school van Pont-Aven daar grofweg veertig jaar eerder maakten (afb. d).

d. Jo Koster, Haven van Concarneau, 1920, potlood, pen en waterverf op papier, 22,5 x 30 cm, Frans Hals Museum

Tentoonstellingen
In 1891 vindt haar eerste expositie plaats. Dit was een groepstentoonstelling voor vrouwelijke kunstenaars in de Tentoonstellingszaal van de Maatschappij ter bevordering der Bouwkunst in Amsterdam. Regelmatig exposeert ze als lid tijdens groepsexposities door kunstenaarsverenigingen, waaronder Arti et Amicitiae en Sint Lucas in Amsterdam, Pulchri Studio in Den Haag en de Rotterdamsche Kunstkring in Rotterdam. Ze neemt ook deel aan de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898 en de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. In 1938 vinden er ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag overzichtstentoonstellingen plaats in Den Haag, Dordrecht en Amersfoort. Haar laatste expositie vindt plaats in februari 1942 bij kunsthandel Unger en Van Mens in Rotterdam. Omdat ze zich niet liet inschrijven bij de Kultuurkamer, verbiedt de Duitse bezetter haar om haar werk te tonen. In 1944 overlijdt ze aan de gevolgen van kanker.

Kosters werk bevindt zich in onder meer in de collecties van Voerman Stadsmuseum Hattem, Singer Laren, Museum De Fundatie, het Kröller-Müller Museum, het Frans Hals Museum en Museum Boijmans Van Beuningen.

Auteur: Maaike Rikhof MA