Cremers, Marie

(Amsterdam 1874 - Bussum 1960)

a. Marie Cremers aan het werk in haar atelier, z.j., Collectie Langemeijer (Bussum).

Maria Elisabeth ‘Marie’ Cremers wordt op 12 januari 1874 geboren aan de Prinsengracht in Amsterdam [afb. a]. Haar jeugd speelt zich af in het hart van de hoofdstad en te midden van het artistieke en culturele milieu aldaar, waarna ze zich in het Gooi vestigt. Hier overlijdt ze in 1960 op 86-jarige leeftijd. Gedurende haar leven vormen met name de tekenkunst en dichtkunst de kern van haar artistieke activiteiten.

Opleiding
In haar memoires, uitgegeven onder de titel Lichtend Verleden(1954), vertelt Cremers over haar eerste tekenlessen die ze op elfjarige leeftijd ontvangt van de beeldhouwster Georgine Schwartze (1854-1935), samen met diens nichtje Lizzy Ansingh (1875-1959):“De leskamer was boven in het Prinsengrachthuis, vol geheimzinnige trapjes, hoeken en gaten, met uitzicht op de tuin in de diepte en met klimop langs de ramen met radvormige bloesems. Aan de muren waren schilderijen van Lizzy’s grootvader en andere boeiende dingen […].” In het huis van de familie Schwartze ontmoet ze ook de beroemde schilder Thérèse Schwartze (1851-1918), die haar vertelt dat ze hard moet werken, omdat ze veel talent heeft. De lessen in het huis van familie Schwartze duren tot Cremers’ vijftiende jaar, waarna ze op kostschool gaat te Oosterbeek. (1) Eenmaal terug in Amsterdam, schrijft ze zich in voor de Rijksakademie van Beeldende Kunsten.

Op de Rijksakademie volgt Cremers in de jaren 1890-1893 verschillende cursussen, zowel in tekenen en boetseren als in schilderen. Vervolgens ontvangt ze samen met Nelly Bodenheim (1874-1951) lessen van kunstenaar Jan Veth (1864-1925) te Bussum. Later zal ze met haar familie van Amsterdam naar Bussum verhuizen en zich hier definitief vestigen [afb. b].

b. Groepsportret bij de woning van de kunstenares Marie Cremers, Brinklaan in Bussum, 1901, Collectie Langemeijer (Bussum).

Als lid van kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae en Sint Lukas te Amsterdam, participeert Cremers aan het begin van de twintigste eeuw aan de ledententoonstellingen. Hier exposeert ze voornamelijk tekenkunst en een enkele keer is haar schilderwerk te bezichtigen. Cremers tekent en schildert met name portrettenen landschappen. Er is weinig schilderkunst van Cremers bekend, maar een mooi uitgevoerd werk van een lezende vrouw bevindt zich in de collectie van het Drents Museum [afb. c]. Na deze eerste jaren exposeert ze haar werk weinig. Later zal ze in een onderhoud met een journalist vertellen dat ze weinig exposeerde, omdat ze zich bij tentoonstellingen te veel aan tijd gebonden voelde. Rond haar dertigste gaat Cremers zich steeds meer focussen op een andere kunst: de literatuur.

Dichtkunst
In haar memoires passeren veel bekende families de revue, zoals de families Van Vloten, Van Eeden en Roland Holst, en beschrijft Cremers levendig haar ontmoetingen met kunstenaars en schrijvers. Het is de dichter Albert Verwey (1865-1937) die haar aanspoort om haar gedichten te publiceren. Cremers geeft tijdens haar leven enkele bundels uit: Verzen (1916), Nieuwe loten (1923) en Weerlichten (1925). Haar gedichten worden tevens gepubliceerd in culturele en literaire tijdschriften als De Gids en De Beweging – waar Verwey redacteur van was -, en het maandblad voor jonge meiden Droom en Daad. Literatuur en beeldende kunst zijn verweven in Cremers leven. Enkele keren verzorgt ze de illustraties bij boeken, waaronder het portret van de schrijver Frederik van Eeden, met wie ze eveneens bevriend is, voor zijn boek Paul’s ontwaken(1913). Cremers laat zich in haar teken- en schilderkunst ook inspireren door literatuur. Zo tekent ze de mystica Hadewych naar aanleiding van Verweys vertaling van De visioenen van Hadewych [afb. d]. Op een tentoonstelling van haar werk in kunsthandel Aalderink (Amsterdam) in 1939 waren een aquarel van Pelléas et Mélisande evenals twee illustraties bij Mary Webb’s Gone to Earth te bezichtigen.

Collecties
Werk van Marie Cremers bevindt zich in de collecties van het Drents Museum en het Rijksmuseum.Haar literatuur is in de collecties van verscheidene bibliotheken opgenomen.

Auteur: Marieke Maathuis

(1) Marie Cremers, Lichtend Verleden, 1954.