Schilling, Johannes Hendrik Eduard (Henk)

(Delft 1893 - 1942 Arnhem)

a. Zelfportret, ca. 1915; potlood, 45 x 36,5.

Schilling werd geboren in een streng gereformeerd gezin, waarin weinig waardering voor beeldende kunst bestond. Al toonde hij reeds vroeg veel belangstelling en aanleg voor tekenen, van een opleiding in die richting kon geen sprake zijn. Wel mocht hij leerjongen worden op een huisschildersbedrijf en van daaruit wist hij in 1905 een betrekking te krijgen op het bekende Delftse atelier voor glas-in-lood-ramen “t Prinsenhof’ van Jan Schouten, waar Adolf le Comte hoofdontwerper was. In 1909 verruilde hij dit atelier voor de glasfabriek van J.J.B.J. Bouvy in Dordrecht, waar hij kennis maakte met Albert Plasschaert*, en toen deze in 1913 in Rotterdam voor zichzelf begon, kwam Schilling bij hem werken. In 1915 zette hij vervolgens een eigen glazeniersatelier op, maar de opdrachten kwamen slechts mondjesmaat binnen. Omdat hij daarnaast op allerlei andere terreinen werk aanpakte, wist hij toch het hoofd boven water te houden. Zo ontwierp hij voor diverse Haagse bedrijven reclame- en verpakkingsmateriaal in een hoekige, Amsterdamse School-achtige stijl en schilderde hij portretten.

b. Danseres, 1910; litho in zwart en goud, 41 x 31.

In 1916 had hij een onverwachte meevaller door het winnen van een geldprijs met een tafereel van Lot en zijn dochters, geschilderd op een eternietplaat (een materiaal dat hij vaker gebruikte). Hierdoor werd hij in staat gesteld zich in te schrijven aan de Rotterdamse academie, waar hij o.a. les kreeg van Jac. Jongert en Simon Moulijn. Van deze laatste leerde hij lithograferen en dat resulteerde in de jaren hierna in een reeks litho’s met (vaak moeilijk te interpreteren) symbolistische voorstellingen die een nadrukkelijke, expressionistische stilering laten zien. In een vergelijkbare stijl maakte hij ook een aantal schilderijen met caseïneverf op eternietplaten. Na het verlaten van de academie werkte hij enige tijd als tekenaar voor binnenhuisarchitect en grafisch ontwerper N.P. de Koo (1881-1961) en als ontwerper voor een firma die lampenkappen en lichtreclames fabriceerde. In 1923 verhuisde hij naar Voorburg en vestigde zich hier opnieuw als zelfstandig glazenier. Nu met meer succes, ook al bleef het ontwerpen van reclame en verpakkingen voor een welkome bijverdienste zorgen. Pas nadat hij in 1929 leraar was geworden aan de kunstnijverheidsafdeling van de academie ‘Kunstoefening’ in Arnhem, kon hij met dit soort nevenwerkzaamheden ophouden.

c. Omslag van reclamefolder, ca. 1920/25; boekdruk, 21 x 18,5.

Na zijn moeizame beginjaren is Schilling uiteindelijk een zeer productief glazenier geworden. Hij ontwierp ramen voor zowel religieuze als profane gebouwen door heel Nederland, waaronder Hotel Brittania te Vlissingen (1925), het gebouw van de bank Heldring & Pierson in Den Haag (1928), de Grote Kerk van Goes (1929/30), de Doopsgezinde kerk in Groningen (1931), de Neder-Veluwe-Kliniek in Wolfheze (1934/35), de Lutherse Kerk in Woerden (1938) en de Remonstrantse kerk in Arnhem (1942). Terwijl hij aan dit laatste project bezig was, overleed hij op nog maar 49-jarige leeftijd.
Bij de Slag om Arnhem in 1944 is Schillings atelier door brand verwoest, maar zijn kinderen hebben toch het een en ander van zijn nalatenschap weten te redden.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
abc. JAV Studio’s, Assen