(Deventer 1875 - 1957 Amsterdam)
Penaat kreeg zijn eerste tekenlessen van Bartus Korteling op de HBS in Deventer en bezocht daarna de Rijksnormaalschool (1894-97), waar hij bevriend raakte met Jan Eisenloeffel. Na het behalen van zijn MO-akte ging hij les geven aan de gemeentelijke avondtekenschool in Purmerend, terwijl hij daarnaast als tekenaar werkte bij een meubelfabriek in Amsterdam. In 1900 werd hij, vermoedelijk op advies van Eisenloeffel, door de directeur van Amstelhoek, Willem Hoeker, gevraagd om leiding te komen geven aan een nieuw op te richten meubelwerkplaats. Al snel was de beschikbare ruimte in Amsterdam te klein en daarom werd de werkplaats in 1901 naar Haarlem verplaatst, samen met de metaalwerkplaats, die onder leiding stond van Eisenloeffel. Na onenigheid met Hoeker namen Penaat en Eisenloeffel begin 1902 ontslag bij Amstelhoek. In 1903 richtten ze, samen met onder meer Samuel Jessurun de Mesquita en Chris Lebeau, een eigen woninginrichtingsfirma op: ‘De Woning’. Via deze firma zou Penaat tot 1914, toen De Woning werd opgeheven, zijn meubelontwerpen laten uitvoeren. Daarnaast werd hij ook op organisatorisch gebied actief. Zo behoorde hij in 1903, samen met o.a. de schilderes Marie de Roode-Heijermans, haar broer de toneelschrijver Herman Heijermans, de journalist P.L. Tak en de politicus F.L. Wibaut, tot de oprichters van de vereniging ‘Kunst aan het Volk’ op, die als doel had de ‘arbeidersklasse’ met kunst en cultuur in aanraking te brengen. Het jaar daarop was hij betrokken bij de oprichting van de VANK, waarvan hij vicevoorzitter werd (tot 1906). In de loop van de jaren zou hij zitting hebben in verscheidene VANK-commissies en van 1913 tot 1922 zou hij voorzitter zijn.
Na 1914 werkte Penaat in Blaricum, waar hij in 1910 was gaan wonen, aan verschillende losse projecten (waaronder de inrichting van een treinwagon voor de Nederlandsch-Indische spoorwegen). In 1917 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij dat jaar het interieur ontwierp van de kamer van de Minister van Oorlog. Twee jaar later ontwierp hij een serie meubels voor het hoofdkantoor van de PTT en hij zou tot na de Tweede Wereldoorlog met tussenpozen voor dit staatsbedrijf werkzaam blijven. In 1923 werd hij benoemd tot directeur van het Museum van Kunstnijverheid in Haarlem en verhuisde naar deze stad. In datzelfde jaar werd hij vast medewerker van de woninginrichtingsfirma Metz & Co in Amsterdam, waaraan hij tot 1949 verbonden zou blijven. Voor deze firma ontwierp hij niet alleen losse meubels voor de verkoop, maar was hij ook verantwoordelijk voor de inrichting van de winkel. Tussen zijn werk voor Metz door ontwierp hij in 1927 de meubels en de betimmering van de raadzaal van het stadhuis van Amsterdam. Daarnaast bleef hij actief als organisator; hij werkte mee aan verschillende tentoonstellingen en was in 1924 medeoprichter van de Bond voor Kunst in Industrie’ (BKI), een vereniging die de samenwerking tussen fabrikanten en kunstenaars trachtte te bevorderen.
In het begin van zijn loopbaan was Penaat een van de meest consequente vertegenwoordigers van de constructieve richting, maar ook later heeft hij altijd een sobere en functionele vormgeving voorgestaan. In tegenstelling tot veel van zijn collega’s in de kunstnijverheidsbeweging zag hij al gauw in dat het alleen via industriële, seriematige productiemethodes mogelijk was om een gunstige verhouding tussen prijs en kwaliteit te bereiken en meubelen te maken die voor een groot publiek betaalbaar zijn. Met zijn eigen werk heeft hij duidelijk laten zien dat de esthetiek daar absoluut niet onder hoeft te lijden.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.