(Leiden 1877 - 1933 Zoeterwoude)
Brouwer, die zoon was van het hoofd van een lagere school, werd aanvankelijk in Leiden opgeleid tot tekenleraar (hij behaalde in 1896 zijn MO-akte), maar besloot al gauw dat het lesgeven hem niet lag. Na enkele jaren samengewerkt te hebben met zijn zwager, de boekbinder J.A. Loebèr van wie hij houtsnijden leerde, kreeg hij steeds meer belangstelling voor ceramiek. In 1898 werd hij decoratieschilder bij De Weduwe Brantjes in Purmerend, welke fabriek hij echter binnen een jaar alweer verruilde voor de firma Goedewaagen te Gouda. In deze fabriek kreeg hij de gelegenheid om te experimenteren met verschillende decoratietechnieken. Zo ontwikkelde hij hier zijn karakteristieke ‘sgraffito’-techniek, waarmee hij de aandacht trok van andere vernieuwingsgezinde jonge kunstenaars. Aangemoedigd door deze belangstelling besloot hij in 1899 in Gouda voor zichzelf te beginnen. In 1901 verhuisde hij naar Leiderdorp, waar hij een geschikter pand kon krijgen. De producten die daar gemaakt werden – vooral vazen, kannen, bloempotten en wandborden (de laatste vaak voorzien van moraliserende spreuken) – vielen bij velen in de smaak en werden met succes op verscheidene belangrijke tentoonstellingen in binnen- en buitenland gepresenteerd (o.a. in Turijn in 1902, in Kopenhagen in 1904 en op de Wereldtentoonstelling te Brussel in 1910). De firma groeide binnen enkele jaren uit tot een flink bedrijf met enkele tientallen medewerkers, onder wie na de Eerste Wereldoorlog ook Brouwers beide zonen Klaas en Coen.
Vanaf circa 1905 beperkte Brouwer zich overigens niet meer tot aardewerk voor huishoudelijk gebruik, maar breidde zijn productie uit met tuinaardewerk (zowel plantenbakken als sierobjecten en sculpturen) en bouwceramiek. Een zeer grote en belangrijke opdracht was die voor enkele honderden ornamentale onderdelen van het Vredespaleis in Den Haag (gebouwd 1909-1913 naar ontwerp van L.M. Cordonnier), waaronder een groot aantal diersculpturen aan de gevels. Ook heeft Brouwer diverse vrijstaande monumentale zitbanken en fonteinen ontworpen en door zijn bedrijf laten vervaardigen. Zijn werk wordt gekenmerkt door een vrij sterke lineariteit en een vaak wat hoekig, expressief modelé, dat goed aansluit bij de architectuur van de zogenoemde Amsterdamse School. Veel architecten uit deze richting hebben met Brouwer samengewerkt en hun gebouwen met ceramische elementen uit zijn fabriek laten decoreren.
Naast ceramiek heeft Brouwer, vooral in het begin van zijn loopbaan, ook reclamemateriaal en drukwerk voor zijn eigen bedrijf ontworpen en dat soms eigenhandig in houtsnede uitgevoerd. Tevens heeft hij geregeld artikelen over ceramiek en speciaal over zijn eigen werk gepubliceerd. In 1926 droeg hij na een zware ziekte de dagelijkse leiding over zijn fabriek aan zijn beide zonen over en daarna bleef hij alleen nog als ontwerper actief. Na zijn dood in 1933 bleef de firma nog jarenlang doordraaien en wist zelfs de Tweede Wereldoorlog te overleven. Pas in 1956 kon het bedrijf het niet meer bolwerken en moest worden opgeheven.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.