(Drachten 1877 - 1962 Haarlem)
De Roos, die afkomstig was uit een eenvoudig milieu, werd meteen na de lagere school leerjongen op een lithografisch atelier te Amsterdam. In de avonduren kreeg hij tekenles op de Teekenschool voor Kunstambachten, waar hij bevriend raakte met Georg Rueter. Van 1895 tot 1898 volgde hij de avondopleiding aan de Rijksakademie, terwijl hij daarnaast illustraties tekende voor het populaire tijdschrift Eigen Haard. In 1900 werd hij tekenaar bij de woninginrichtingsfirma ’t Binnenhuis, die onder leiding stond van H.P. Berlage en Jac. van den Bosch. Hier maakte hij voornamelijk illustraties voor brochures en ander reclamedrukwerk, al mocht hij ook af en toe meubels en andere gebruiksvoorwerpen ontwerpen. In 1903 verruilde hij deze werkkring voor die van ontwerper van verpakkingsmateriaal voor Verwers Blikfabriek te Krommenie. Tegelijkertijd ging hij zich ook toeleggen op het verzorgen van boeken. Een van zijn eerste projecten op dit terrein was de vormgeving van Kunst en Maatschappij, de Nederlandse vertaling van een aantal voordrachten van William Morris. Voor dit boek ontwierp hij de band, tekende hij de titelpagina en het frontispiece met een portret van Morris en verzorgde hij de gehele typografie. Het boek trok meteen de aandacht en leverde hem verschillende vervolgopdrachten op, waaronder in 1906 die voor de verzorging van het Drukkersjaarboek. Het jaar daarop werd hij medewerker van de ‘Lettergieterij Amsterdam’, een gestaag groeiend bedrijf met een directie die een open oog had voor vernieuwing. Voor dit bedrijf verzorgde hij allerhande drukwerk en ontwierp enkele geheel nieuwe letters. Zo verscheen in 1909 zijn eerste complete alfabet, het ‘Nieuw Javaans’, dat voortkwam uit een bij vele taalkundigen reeds lang gevoelde behoefte aan een aparte drukletter voor het Javaans. In 1912 volgde ook een compleet westers alfabet, de ‘Hollandsche Mediaeval’, de eerste echt moderne Nederlandse drukletter. Deze werd vanwege zijn rustige uiterlijk en evenwichtige verhoudingen met grote instemming verwelkomd en zou tot na de Tweede Wereldoorlog bij vele drukkerijen in gebruik blijven. In de jaren daarna ontwierp De Roos nog verscheidene andere nieuwe letters, waaronder de ‘Ella cursief’ (1915), de ‘Erasmus Mediaeval’ (1922), de ‘Grotius’ (1925), de ‘Egmont’ (1932), de ‘Libra’ (1938) en de ‘Simplex’ (1939), die alle ruim verspreid raakten en in binnen- en buitenland zijn faam als grafisch ontwerper hebben verbreid.
Ondertussen bleef De Roos doorgaan met het verzorgen van boeken en het ontwerpen van boekbanden, voor diverse uitgeverijen. Tevens ontwierp hij een aantal affiches en verscheidene ex-libris. Daarnaast tekende hij veel, vooral landschappen en natuurstudies, waarvoor hij tijdens zijn veelvuldige reizen altijd graag even de tijd nam, maar waaraan hij pas na zijn pensionering in 1941 echt goed toekwam. De Roos heeft zijn ideeën over typografie in verscheidene publicaties verwoord en ook op die manier heeft hij op veel grafisch ontwerpers invloed uitgeoefend.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.