Roessingh, Louis Albert

(Assen 1873 - 1951 Antwerpen)

a. Zelfportret, ca. 1915; olieverf op doek, 60 x 50.

Roessingh, wiens vader president van de rechtbank in Assen was, kreeg zijn eerste tekenlessen op de HBS, waarna hij in Antwerpen naar de academie ging. Na voltooiing van zijn opleiding bleef hij in deze stad wonen, waar hij in 1905 trouwde met een model van de academie. Hij keerde echter geregeld terug naar Drenthe, waar hij graag de natuur introk om er studies en schetsen van het landschap te maken. Terug in Antwerpen werkte hij deze uit in een vlotte, maar beheerste, kleurige stijl. Zijn geschilderde Drentse (heide)landschappen, al dan niet bevolkt met herders en schaapskudden, hadden veel succes bij het Belgische publiek en hij maakte er daarom spoedig zijn specialiteit van. Naast deze landschappen schilderde hij af en toe portretten en genretaferelen, welke laatste een soms enigszins breugheliaanse sfeer uitstralen. Ook maakte hij geregeld zelfstandige krijttekeningen op groot formaat, en enkele aquarellen en etsen.

b. Meisje in heidelandschap, ca. 1900/05; olieverf op doek, 21 x 33,5.

In 1908 liet Roessingh een buitenhuisje bij Elp bouwen, ‘De Zandhof’ (zo genoemd vanwege de vlakbij gelegen zandverstuiving). Hier bracht hij sindsdien de zomers met zijn gezin door. Steeds wanneer hij goed had verkocht liet hij er een stuk aanbouwen, zodat het huis in de loop der jaren een kasteelachtige allure kreeg. Toen in augustus 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak en België door de Duitsers werd bezet, bleef hij voorlopig met zijn gezin in Elp wonen, net als Reinhart Dozy die in 1911 zijn buurman was geworden. Hij bezocht vanuit Elp geregeld Groningen en werd in 1918/19 zelfs voor korte tijd lid van De Ploeg, maar hij voelde zich in dit gezelschap toch niet echt thuis. In Drenthe voelde hij zich dat des te meer en hij liet zich in 1917 zelfs tot gemeenteraadslid van Westerbork verkiezen. De rest van zijn gezin wilde na de oorlog echter weer terug naar Antwerpen en begin jaren ’20 legde hij zich bij hun wens neer. De Tweede Wereldoorlog zou hij in België doorbrengen. Zijn verbondenheid met Drenthe bleef echter groot, zoals onder meer blijkt uit het feit dat hij in de jaren ’20 en ’30 geregeld gedichtjes in Drents dialect schreef voor de Nieuwe Drentsche Volkalmanak. Deze werden in 1948 gebundeld onder de titel ’t Diggelhoes. Herinneringen aan zijn jeugd in Assen heeft hij vastgelegd in het boekje Stad der paleizen, dat vlak na zijn dood werd gepubliceerd.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
a. JAV Studio’s, Assen
b. Fotodienst Provincie Drenthe