(Sybrandaburen (Fr.) 1881 - 1970 Wageningen)
Klinkenberg, opgegroeid in een domineesgezin, ging op 16-jarige leeftijd naar de ambachtsschool in Leiden. De Vereniging De Practische Ambachtschool reikte hem in 1899 met lof het diploma uit voor het vak van meubelmaker. Bij het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix volgde hij lessen in theoretische bètavakken en werktuigkunde. Hij behaalde het vakdiploma bouwkunde in 1898. Tijdens deze studies ontwikkelde hij bovendien een opvallend talent voor het vrije handtekenen, wat zijn verdere loopbaan zou bepalen. Aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag vervolgde hij daarom zijn studie met de opleiding voor tekenleraar. Zijn eerste aanstelling kreeg hij te Vlissingen en vervolgens werkte hij in Brielle. In 1911 werd hij benoemd aan de HBS te Haarlem. Hij volgde daar Hildo Krop op. In 1943 ging hij met pensioen.
Naast het lesgeven breidde hij zijn vaardigheden als kunstenaar uit met beeldhouwen. In zijn vrije tijd kon men hem in de Amsterdamse Artis zien tekenen en boetseren; hij had daar een plek gekregen waar hij zijn materiaal kon opslaan. De waardering voor zijn werk door de beheerders van Artis leidde ertoe dat hij meewerkte aan het grafmonument voor directeur dr. C. Kerbert, dat later verplaatst werd naar de dierentuin.
Dieren waren Klinkenbergs favoriete modellen. Hij werd een erkend specialist in dierplastieken, vervaardigd in allerhande inlandse en tropische houtsoorten en in ivoor. Veel van zijn ontwerpen zijn in brons gegoten. Ook maakte hij kinderportretten in reliëf en plaquettes in brons. Aan het einde van zijn carriëre sneed hij cameeën uit enorme West-Indische schelpen (strombus gigas), die veel mensen toen gebruikten als decoratie in tuinen. De sieraden uit schelp werden in goud of zilver gevat. Grotere exemplaren stonden op hardhouten voetstukken. Een kistje opgebouwd uit in ivoor gesneden waterdieren met door hem ontworpen beslag van pijlkruid in zilver vormt een topstuk in zijn collectie.
De eerste exposities van zijn werk waren in 1913, in een groepstentoonstelling van de kunstenaarsvereniging Kunst Zij Ons Doel in Haarlem en op de Vierjaarlijkse Tentoonstelling van Kunstwerken van Levende Meesters in Arnhem. Klinkenberg was lid van verschillende kunstenaarsverenigingen zoals Arti et Amicitiae, St. Lucas, de Haagse Kunstkring en de Nederlandse Kring van Beeldhouwers; van de laatste was hij medeoprichter en ook enkele perioden bestuurslid. Hij sloeg geen enkele expositie over. Na de Tweede Wereldoorlog heeft hij nog enkele malen geëxposeerd in Wageningen. Voor de leden van Pictura Veluvensis in Wageningen hield hij af en toe een lezing over beeldhouwkunst. Er zijn lezingen bewaard gebleven, naast studieschetsen en gereedschap voor het bewerken van ivoor en schelp. Klinkenberg kon goed fotograferen en zijn nagelaten archief bevat eigen foto’s van al zijn beeldhouwwerk.
In 1945 ontving hij, op de tentoonstelling “Kunst in vrijheid” in het Rijksmuseum, met alle mede-exposanten de Gerrit van der Veen Verzetspenning, ontworpen door Hildo Krop.