(Den Haag 1860 - 1937 Santpoort)
Wenckebach, wiens vader ingenieur was (maar al in 1874 overleed), werd aanvankelijk opgeleid aan een tuinbouwschool in Amsterdam (1875-78), waarna hij zich in Utrecht vestigde, waar hij schilderles kreeg van D. van Lokhorst (1848-?). Verder werkte hij af en toe in Dalfsen onder leiding van J. van Heemskerck van Beest (1828-1894). Vanaf 1880 kreeg hij gedurende vier jaar een Koninklijke Subsidie, hetgeen hem in staat stelde een reis naar Parijs te maken. Terug in Utrecht werd hij lid van het genootschap ‘Kunstliefde’, waarbinnen hij al gauw zeer actief werd, veelal samen met Anton van Rappard (1858-1892), die een goede vriend van hem werd. De beide vrienden werkten samen ook veel buiten, o.a. op Terschelling en meerdere keren in Drenthe. Uit onvrede met het behoudende klimaat in Kunstliefde richtten ze met nog enkele andere vrienden in 1883 een nieuwe vereniging op: de Utrechtsche Kunstkring. Van Rappard was tevens bevriend met Vincent van Gogh en zo raakte Wenckebach ook met hem in contact. Op aanraden van Van Gogh verhuisde hij in 1885 naar Heeze (in Noord-Brabant), welk dorp bij veel kunstenaars een geliefd oord was. Hier wist hij een ruzie tussen Van Gogh en Van Rappard weer enigszins bij te leggen.
In 1887 verhuisde Wenckebach naar Amsterdam waar zijn loopbaan een nieuwe wending kreeg. Nadat hij in Utrecht al enkele illustraties had getekend, kon hij nu een vaste betrekking krijgen als illustrator en ontwerper van boekbanden en tijdschriftomslagen bij een grote drukkerij, die voor verscheidene uitgeverijen werkte. In de jaren die volgden raakte het schilderen wat op de achtergrond ten gunste van het illustreren en grafisch vormgeven, op welk terrein hij al gauw tot een van de bekendste en productiefste kunstenaars ging behoren. Zowel zijn kinderboekillustraties als zijn getekende Amsterdamse stadsgezichten (die tussen 1898 en 1907 als serie verschenen in het dagblad Het Nieuws van den Dag) en zijn plaatjes voor de Verkade-albums, hadden veel succes. De aquarelletjes die hij voor de Verkade-albums maakte contrasteren door hun impressionistische, kleurige stijl overigens sterk met zijn getekende illustraties, welke juist gekenmerkt worden door een sierlijke, doorwerkte, Art Nouveau-achtige lineariteit.
Het ‘vrije’ schilderen had Wenckebach ondertussen nooit laten varen en hij exposeerde regelmatig schilderijen – voornamelijk landschappen – bij Arti et Amicitiae, waarvan hij vanaf 1889 gewoon lid en vanaf 1897 stemhebbend lid was. Tevens had hij vanaf 1910 met enige regelmaat solotentoonstellingen bij kunsthandels. De verkoop ging al gauw zo goed dat hij in 1917 besloot met illustreren te stoppen en zich voluit op het schilderen toe te gaan leggen, hetgeen hij toch eigenlijk het liefste deed.
Zijn houding is representatief voor die van veel kunstenaars uit zijn tijd, die zowel ’toegepast’ als ‘vrij’ werk maakten: uiteindelijk gaven ze meestal de voorkeur aan een loopbaan als vrij kunstenaar, hoezeer ze in hun beginjaren ook de idealen van de kunstnijverheidsbeweging hadden onderschreven. De tijd heeft ze daarin echter niet altijd gelijk gegeven en dat geldt ook voor Wenckebach. Als illustrator wordt hij ook tegenwoordig nog toonaangevend en origineel gevonden, als (landschaps)schilder wordt hij slechts gerekend tot de grote groep van kunstenaars die weliswaar hun onmiskenbare verdienste hebben maar er niet echt uitspringen.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.