Dülmen Krumpelmann, Erasmus Bernhard (Bernard) von

(Kreuznach a/d Nahe 1897 - 1987 Zeegse)

a. Stadsgezicht Brussel, 1910; zwart krijt, 27,5 x 21,5.

Van Dulmen (zo signeerde hij altijd) was de zoon van een Amsterdamse wiskundeleraar, die overleed toen hij nog maar 12 jaar oud was. Na enkele jaren met weinig resultaat in Amsterdam op het gymnasium te hebben gezeten – tekenen was het enige dat hem boeide – liet zijn moeder hem de lessen volgen op de Hendrik de Keyserschool. Vervolgens ging hij naar de Rijksnormaalschool, maar door zijn gebrek aan discipline werd hij na een jaar van deze school afgestuurd. Desondanks wist hij in 1914 zijn LO-akte te behalen. Kort daarvoor had hij kennis gemaakt met Johan Braakensiek, die wel wat in hem zag en hem in contact bracht met August Allebé, George Breitner en Willem Witsen. Deze drie vooraanstaande schilders namen de jonge kunstenaar onder hun hoede en hielpen hem zich verder te ontwikkelen. Mede dankzij hun raadgevingen won hij in 1915 een prijs uit het Willink van Collenfonds en op voordracht van Witsen werd hij in 1918 lid van Arti et Amicitiae. Via Braakensiek kreeg hij ondertussen verschillende illustratie-opdrachten. Zo tekende hij in 1916-17 enkele stadsgezichten voor het weekblad De Amsterdammer en in 1919 een serie illustraties bij de gebundelde uitgave van de artikelenreeks Onder de menschen van de bekende journalist M.J. Brusse. Voor deze laatste opdracht bezocht hij onder meer Rotterdam, Heeze, Antwerpen en Brussel.

b. Baadstertjes bij Drentse beek, ca. 1930/35; olieverf op doek, 165 x 105.

In dezelfde tijd verbleef hij ook een paar keer in Drenthe, waar familie van een vriend van hem woonde, en hij raakte er onder de indruk van het ongerepte landschap en het eenvoudige leven van de plattelandsbevolking. Verder maakte hij er kennis met Geertje Bastiaans, een boerendochter. In 1921 trouwde hij met haar en vestigde zich in het Noorddrentse dorpje Zeegse, van waaruit hij overigens regelmatig naar Amsterdam trok om er het leven in de grote stad vast te leggen. Vanuit Zeegse legde hij ook contacten in de Groninger kunstwereld en hij werd in 1925 zelfs voor korte tijd lid van De Ploeg. Door de kennismaking met het kleurige werk van Ploeg-leden als Wiegers, Altink en Dijkstra, werd zijn koloriet in deze jaren ook veel helderder, maar hun expressionisme ging hem toch te ver en hij bleef zich – en zou dit tot op hoge leeftijd blijven doen – baseren op de principes van het impressionisme van zijn ‘leermeesters’ Breitner en Witsen. Naast het schilderen in olieverf werd nu het aquarelleren steeds belangrijker voor hem en hierin bereikte hij een groot meesterschap. In de losse, kleurrijke stijl die al spoedig zijn handelsmerk werd, heeft hij een groot aantal landschappen, dorps- en stadsgezichten en taferelen uit het boerenleven vastgelegd, naast diverse portretten en enkele bloemstillevens. Een bijzondere plaats nemen in zijn oeuvre de scènes met naakte kinderen die in Drentse beken baden in, waarmee hij sinds de jaren ’30 veel succes had.
Behalve in Drenthe, in Amsterdam en op vele plaatsen elders in Nederland heeft Van Dulmen geregeld in Frankrijk (met name in Parijs) geschilderd en getekend. Na de Tweede Wereldoorlog bezocht hij ook Spanje, Portugal en Noord-Afrika. In de jaren vijftig heeft hij naast zijn ‘vrije’ werk wanden beschilderd in enkele scholen en een bejaardenhuis en in de jaren zestig heeft hij een aantal illustraties en boekomslagen getekend voor de Groningse uitgeverij ‘Boek en Wereld’. In 1946 was hij een van de oprichters van ‘De Drentse schilders’ (welke vereniging tot 1953 heeft bestaan) en in 1954 van het ‘Drents Schildersgenootschap’ (dat nog steeds bestaat). In 1958 kreeg hij de Culturele Prijs van Drenthe.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
ab. Fotodienst Provincie Drenthe