(Mojokerto, Nederlands-Indië, 1865 - 1960, Deventer)
Maria Wilhelmina Verena (‘Willy’) Keuchenius wordt geboren op 12 juni 1865 in de plaats Mojokerto op Oost-Java [afb. a]. Haar vader is hier werkzaam als bestuursambtenaar en zodoende brengt Willy de eerste drie jaar van haar leven door in Nederlands-Indië. Als haar vader in 1868 overlijdt, verhuizen Willy en haar moeder, Maria Aebij, naar Den Haag en vervolgens naar het Zwitserse Burgdorf, waar haar moeder oorspronkelijk vandaan komt. Als ook haar moeder in 1874 overlijdt, gaat Keuchenius bij familie wonen: eerst in Antwerpen en later in Den Haag. In Den Haag start haar kunstenaarsloopbaan, waar ze in 1883 begint aan de opleiding Tekenen en Schilderen aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Deze opleiding doorloopt ze succesvol en in 1887 behaalt ze tevens de akte MO Handtekenen.
Schilderkunst
Na haar opleiding gaat Keuchenius aan de slag als lerares op de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes in Amsterdam. Tegelijkertijd richt ze zich op haar eigen schilderwerk. Ze schildert voornamelijk stillevens, landschappen en portretten, veelal met een losse, grove toets [afb. b]. Haar schilderijen worden in de jaren ’90 tentoongesteld op verschillende tentoonstellingen, waaronder de Internationale Tentoonstelling van werken van Levende Meesters in Arnhem (1890) en de tentoonstelling van de Haagsche Kunstkring (1893). Mogelijk ontmoet ze haar latere man, Gerrit Willem Dijsselhof (1866-1924) in ditzelfde jaar, wanneer werk van beiden tentoongesteld wordt op de tweede Leidse kunstbeschouwing.
Keuchenius en Dijsselhof
In 1895 ontstaat er een eerste samenwerking tussen Keuchenius en Dijsselhof. Dijsselhof heeft de opdracht gekregen om een compleet vertrek – wandbespanningen, wandpanelen en meubels – te ontwerpen voor een Amsterdamse woning. Keuchenius verfraait de gebatikte wandbespanningen van Dijsselhof met kunstnaaldwerk. De geborduurde vlinders, bloemen en andere accenten bedekken de onvermijdelijke vlekken van de batikwas [afb. c]. Ondanks dat het naaldwerk uit noodzaak geboren lijkt, heeft het een prachtig effect op het grote geheel. Een zelfde samenwerking heeft de batikdoek De parelhoenders tot resultaat [afb. d]. Tijdens deze eerste samenwerkingen heeft het kunstnaaldwerk van Keuchenius een ondersteunende functie, maar rond de eeuwwisseling komt het naaldwerk steeds meer op zichzelf te staan.
Zelfstandig kunstnaaldwerk
In 1898 trouwen Keuchenius en Dijsselhof en verhuist het echtpaar naar Haarlem. Al snel houdt Dijsselhof zich weinig meer bezig met textielkunst en wordt het kunstnaaldwerk van Keuchenius steeds meer zelfstandig. Een voetenbankje uit de collectie van het Drents Museum toont hoe het kunstnaaldwerk – hier met wol – een prominentere plek in gaat nemen [afb. e]. Uiteindelijk zijn het vooral kleinere kunstnijverheidsproducten waarmee Keuchenius grote populariteit weet te verwerven, zoals ‘teacosy’s’ (theemutsen) en boekenleggers. Vanaf 1900 worden deze verkocht door de kunsthandel Van Wisselingh & Co en onder de Amsterdamse burgerij zijn met name de teacosy’s een groot succes.
Tentoonstellingen
De samenwerking met Van Wisselingh & Co zorgt ervoor dat het werk van Keuchenius wordt tentoongesteld in binnen- en buitenland. De inzending van de kunsthandel naar de Wereldtentoonstelling te Parijs is 1900 bevat een waaier met borduurwerk in zijdedraad. Mogelijk is het dezelfde waaier die in 1906 de ‘prix d’excellence’ wint op de internationale tentoonstelling Les arts de la femme in Parijs. Andere tentoonstellingen waar het werk van Keuchenius – al dan niet samen met Dijsselhof – te zien is, zijn de tentoonstellingen in Turijn (1902) en Krefeld (1903).
Samenleving
Keuchenius zet zich in voor de acceptatie van het kunstnaaldwerk, dat moeilijk van het imago als huisvlijt af komt. Zo maakt ze in 1904 deel uit van het damescomité dat de tentoonstelling van kunstnaaldwerk in het Museum voor Kunstnijverheid te Haarlem organiseert. In de jaren 1905 en 1906 geeft ze cursussen aan de School voor Kunstnijverheid in Den Haag. Vrouwen die het naaldwerk reeds beheersen, krijgen hier begeleiding in het esthetische aspect: cruciaal voor het onderscheid met huisvlijt. In de periode 1904-1912 geeft ze samen met Dijsselhof een aantal boekjes met borduurpatronen uit, om zo bij te dragen aan de smaak en vormgeving in de brede samenleving – aansluitend bij de idealen van de Arts and Craft beweging [afb. f]. Op deze manier hebben haar werkzaamheden een duidelijk maatschappelijk doel.
Verstilling
In 1913 verhuizen Keuchenius en Dijsselhof van Haarlem naar Overveen. Vanaf deze periode is Keuchenius veel minder actief met het kunstnaaldwerk. Zo’n tien jaar later, in 1924, overlijdt Dijsselhof. In de jaren ’20 pakt Keuchenius het schilderen weer op. Net als haar vroegere werk schildert ze vooral stillevens. Wel wordt haar toets veel fijner. In 1926 vindt in Haarlem een solo-tentoonstelling van haar werk plaats en in 1930 exposeert ze voor het laatst bij Kunsthandel Liernur in Den Haag. Over de laatste decennia van haar leven is weinig bekend. In 1960 overlijdt ze op 95-jarige leeftijd.
Auteur: Marieke Maathuis
Literatuur
Annemiek Rens en Marieke Maathuis, ‘Idealen in het kunstnaaldwerk: leven en werk van Wilhelmina Keuchenius-Dijsselhof’, Eigenbouwer 2021 (13), pp. 45-55.
Marjan Groot, Vrouwen in de vormgeving 1880-1940, Rotterdam 2007.