(Den Haag 1845 - 1914 Scheveningen)
Bernardus Johannes Blommers werd geboren in Den Haag op 30 januari 1845 en werd opgeleid als lithograaf in de steendrukkerij van zijn vader. Van 1863 tot 1868 volgde Blommers lessen aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en ging in de leer bij Christoffel Bisschop (1828-1904), die zich had gespecialiseerd in het schilderen van genrestukken met Hindelooper interieurs. Na zijn academietijd ontmoette hij de Scheveningse Anna van der Toorn, die model stond voor enkele schilderijen. In 1869 portretteerde hij haar in Jonge Scheveningse en twee jaar later trouwden ze. Na het huwelijk verhuisde het echtpaar naar een hofje in de Jacob Catsstraat in Den Haag, waar Blommers een atelier aan huis had. In het atelier had de kunstenaar een Schevenings interieur ingericht, waar halverwege de jaren 1870 werken met als onderwerp moeder en kind ontstonden. Een van de mooiste schilderijen met dit onderwerp is Waar zijn de duifjes? uit 1875, dat positief werd ontvangen. Het tintelde van leven, het was onpretentieus en poëtisch, ongedwongen en bevallig. De uitdrukking dat Blommers’ werk ’tintelde van leven’ kwam vanaf 1875 vaker voor in de kunstkritieken en deze ‘levensechtheid’ was dan ook een belangrijk element in zijn schilderijen.
Zijn grootste artistieke succes beleefde Blommers tussen 1875 en 1890. Hij schilderde toen veel strandtaferelen, waaronder vissersvrouwen die de vis sorteren. Ook werd hij door de zeeschilder H.W. Mesdag (1831-1915) gevraagd een bijdrage te leveren aan het Panorama Mesdag. In deze periode was Blommers ook betrokken bij de oprichting van de Hollandsche Teekenmaatschappij. Eerder was hij bestuurslid van de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio.
Hij bewoonde sinds 1881 een villa aan de Van Stolkweg vlakbij Scheveningen, maar doordat het vissersdorp Scheveningen, dat hij zo graag schilderde, veranderde in een mondaine badplaats vertrok hij omstreeks 1899 richting Katwijk. Omdat het Blommers er beviel, liet hij een tweede huis bouwen.
Door Blommers’ succes groeide de belangstelling uit het buitenland, waardoor veel schilderijen naar de Verenigde Staten en Groot-Brittannië verdwenen. Maar met deze belangstelling groeide ook de kritiek. Zo schreef Albert Plasschaert:”Ik vrees inderdaad dat deze [kunstwerken] zijn made for America.” Samen met zijn vrouw reisde Blommers twee keer naar de Verenigde Staten, in 1904 en 1912. In 1912 bezocht het echtpaar New York, waar hun zoons woonden. Ongeveer twee jaar later overleed Blommers, een maand voor zijn zeventigste verjaardag, op 15 december 1914 in Scheveningen.
Tekst: Evelien de Visser