(Den Haag 1867 - 1932 Amsterdam)
Bauer, die de zoon was van een huisschilder, kreeg zijn opleiding aan de Haagse academie (1879-1885), waar hij onder meer Gerrit Dijsselhof en Isaac Israels als medeleerlingen had. Een Koninklijke Subsidie stelde hem in staat zijn opleiding verder af te ronden, waartoe hij privéles nam van Salomon van Witsen (1833-1911). Bauers virtuositeit trok al gauw de aandacht van het publiek en ook van kunsthandelaar E.J. van Wisselingh, die de jonge kunstenaar in 1888 in staat stelde een studiereis naar Turkije en Constantinopel te maken.
Na zijn terugkeer van deze reis, die veel indruk op hem maakte, begon Bauer zich toe te leggen op het etsen. Hierin bereikte hij al spoedig een dusdanig meesterschap, dat de critici zijn prenten vaak met die van Rembrandt vergeleken. Als onderwerpen koos hij het liefst oosterse taferelen, waarvoor hij op volgende reizen nieuwe inspiratie opdeed. Zo bezocht hij in 1892 nogmaals Turkije, in 1894 Egypte, in 1897/98 India, in 1899 opnieuw Turkije en Egypte en nu ook Libanon, Syrië en Palestina. Daartussendoor maakte hij in 1896 een reis naar Rusland om er in Moskou de kroning van Tsaar Nicolaas II bij te wonen. In opdracht van De Kroniek, waarvoor hij in deze jaren geregeld spotprenten lithografeerde, maakte hij een geïllustreerde beschrijving van de feestelijkheden, die vanwege zijn enthousiaste bewoordingen een felle polemiek teweegbracht tussen voor- en tegenstanders van het autocratische regiem in Rusland.
Ook gedurende de rest van zijn leven bleef Bauer regelmatig verre reizen maken en hij keerde nog diverse malen naar de Oriënt en India terug. Met behulp van de studies en schetsen die hij daar tekende vervaardigde hij, weer terug in Nederland, zijn schilderijen, aquarellen en vele etsen. Nederlands-Indië bezocht hij voor het eerst in 1925, om er in 1931 nogmaals heen te gaan en aansluitend door Thailand, Malakka en Cambodja te reizen. Zijn stijl veranderde daarbij nauwelijks meer; al zijn werk vertoont een zelfde vrije, maar beheerste, impressionistische losheid die bijzonder geschikt bleek om de sfeer te treffen van het hectische gewoel in de chaotische steden van het Nabije en Verre Oosten.
Inmiddels woonde Bauer, na een verblijf van enkele jaren in Bussum, sinds 1902 in Aerdenhout. Hij was dat jaar getrouwd met de schilderes Jo Stumpff (een van de ‘Amsterdamse Joffers’; 1873-1964) en had er met haar de ‘Villa Stamboel’ betrokken. In 1916 verhuisde hij voor de laatste maal, nu naar Amsterdam. Hij was een zeer geziene figuur in de Nederlandse kunstwereld en bevriend met verschillende literatoren uit de kring van de Tachtigers, waarbinnen veel waardering voor zijn werk bestond. Hij was zelf ook vaardig met de pen en heeft, naast het reeds genoemde verslag uit Moskou, een groot aantal zeer lezenswaardige brieven met reisindrukken nagelaten, waarvan een aantal postuum is gepubliceerd. Na zijn dood is hij enigszins in de vergetelheid geraakt, maar tegenwoordig brengt zijn werk weer forse bedragen op.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.