(Amsterdam 1878 - 1952 Arnhem)
Stoffels werd geboren in een eenvoudig streng christelijk milieu als zoon van een binnenschipper. Na de lagere school werd hij leerjongen bij juweliers- en edelsmeedbedrijf Hoeker & Zoon, waar hij kennis maakte met Th.K.L. Sluyterman en Jan Eisenloeffel. Daarnaast volgde hij van 1892 tot 1896 de avondopleiding aan de Teekenschool voor Kunstambachten. In 1899 werd hij medewerker van de metaalwerkplaats van Amstelhoek – een door Willem Hoeker opgerichte dochterfirma van Hoeker & Zoon – die onder leiding kwam te staan van Eisenloeffel. Samen met enkele collega’s werd hij in 1900 door Hoeker in staat gesteld de Wereldtentoonstelling in Parijs te bezoeken. Na terugkeer ging hij zelf ook metaalwerk ontwerpen, voornamelijk hang- en sluitwerk, in een strenge, constructieve stijl die sterk door Eisenloeffel beïnvloed was. Ook ontwierp hij enkele sieraden voor zijn verloofde en, na zijn huwelijk in 1901, enige meubels voor eigen gebruik. In datzelfde jaar werden de metaal- en meubelwerkplaatsen van Amstelhoek naar Haarlem overgeplaatst en Stoffels en zijn vrouw verhuisden mee. In de zomer van 1902 richtte hij samen met Eisenloeffel (die enige maanden daarvoor met ruzie bij Amstelhoek was weggegaan) en drie andere collega’s in Amsterdam een eigen bedrijfje op voor de productie van edelsmeedwerk en metalen gebruiksvoorwerpen: de firma ‘J.C. Stoffels & Co’. Dit bedrijf was echter geen succes en moest begin 1903 alweer geliquideerd worden. Gelukkig kon hij meteen daarop in Haarlem ontwerper worden bij de firma Onder den Sint Maarten*, die in 1902 de meubelwerkplaats van Amstelhoek had overgenomen. Voor deze firma ging hij naast hang- en sluitwerk ook serviezen, lampen en klokken van koper en messing ontwerpen die vaak werden voorzien van geëmailleerde ornamenten. Mede dankzij zijn ontwerpen behaalde het bedrijf in 1903 een zilveren medaille op een belangrijke kunstnijverheidstentoonstelling in Arnhem.
Omdat directeur J.A. Pool van Onder den Sint Maarten rond 1905 afstand begon te nemen van de constructieve richting, waarvan Stoffels een overtuigd aanhanger was, solliciteerde hij in 1906 als ontwerper bij de metaalwarenfabriek W.J. Stokvis in Arnhem en werd aangenomen. Ook hier ontwierp hij aanvankelijk vooral kleinere voorwerpen zoals lampen, klokken, ketels e.d., waarmee de fabriek in 1910 een gouden medaille won op de Wereldtentoonstelling in Brussel. Stoffels promoveerde tot ‘artistiek leider’ en ging nu ook grotere objecten ontwerpen, zoals hanglampen voor het Ministerie van Landbouw (1916) en voor diverse protestantse kerken. Zijn manier van vormgeven evolueerde daarbij van de constructieve soberheid uit zijn beginperiode naar een kleurige en decoratieve Amsterdamse-School-achtige stijl (overigens ontwierp hij voor Stokvis soms ook in een historiserende stijl). Begin jaren ’30 tekende hij enige ontwerpen voor stalen buismeubels, waarvan niet bekend is of ze ooit zijn uitgevoerd. Verder verzorgde hij in deze periode af en toe drukwerk voor kerkelijke organisaties. Zijn meest bijzondere stukken uit deze periode zijn het zilveren avondmaalstel en doopvont dat hij in 1932 voor de Westerkerk in Arnhem (zijn ‘eigen’ kerk) ontwierp. Door hun ornamentloze soberheid sluiten ze qua vormgeving direct aan bij het constructieve werk uit het begin van zijn loopbaan.
Inmiddels werd de economische malaise bij Stokvis steeds sterker voelbaar en in 1935 moest het personeelsbestand fors worden ingekrompen. Ook Stoffels werd ontslagen. Via een van zijn dochters kon hij een betrekking krijgen bij het PBNA, een instituut voor schriftelijk onderwijs, waarvoor hij thuis correctiewerk ging doen. Daarnaast ontwierp zo nu en dan hij drukwerk, sieraden en kleine sier- en gebruiksvoorwerpen voor familie en vrienden, die hij veelal ook zelf uitvoerde. De slag om Arnhem maakte in 1944 een abrupt einde aan zijn rustige bestaan. Hij moest overhaast met zijn vrouw en inwonende dochter vluchten en bracht de rest van de oorlog bij familie in Nunspeet door. Na de bevrijding vond hij zijn huis kapotgeschoten en leeggeplunderd terug, maar gelukkig hadden al zijn kinderen het overleefd. In de jaren die hem nog restten heeft hij weinig meer gemaakt, op een paar sieraden voor familieleden na.
Tot voor kort was het oeuvre van Stoffels zo goed als onbekend, want de door hem ontworpen voorwerpen zijn bijna nooit gesigneerd. Dankzij recent onderzoek, dat in 2001 geleid heeft tot een monografie en een overzichtstentoonstelling in het Drents Museum, is er tegenwoordig echter een goed beeld van te krijgen. Daardoor heeft hij ook zijn plaats gekregen in de geschiedenis van de Nederlandse kunstnijverheid, naast kunstenaars als Berlage, Eisenloeffel, Penaat en andere gerenommeerde ontwerpers uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.