(Terschelling 1881 - 1969 Den Haag)
Rotgans, wiens vader hoofd van de openbare school in het dorpje Hoorn op Terschelling was, werd na de lagere school naar Amsterdam gestuurd, waar hij leerling werd op de Quellinusschool. Daarna volgde hij lessen aan de Rijksnormaalschool en de Rijksschool voor Kunstnijverheid en daarnaast nog de avondcursus van de Rijksakademie. In 1902 vestigde hij zich in Amsterdam als illustrator, grafisch ontwerper en reclametekenaar. Het ontwerpen van reclame-uitingen was op dat moment nog geen echt specialisme in de toegepaste grafiek, maar er bestond kennelijk wel grote behoefte aan, want de opdrachten stroomden al spoedig binnen. Ongetwijfeld had dat te maken met het feit dat hij als een van de eerste ontwerpers in Nederland inzag dat een reclamecampagne uit meerdere onderdelen moest bestaan, die op elkaar aan dienden te sluiten. Zijn inbreng ging daarbij soms verder dan het louter visuele gedeelte; meerdere keren bedacht hij ook de bijbehorende slogans.
Zo ontwierp hij reclamecampagnes voor onder meer sigaren (Karel I), chocoladerepen (Kwatta), autobanden (Vredestein en Dunlop), fietsen (Fongers) en auto’s (Spijker). Voor dit laatste product maakte hij in 1905 een van zijn bekendste affiches. Tevens bezat hij een groot talent voor het tekenen van spotprenten en in 1904 werd hij gevraagd om mee te gaan werken aan het satirische weekblad De Ware Jacob. Voor dit blad tekende hij onder meer een groot aantal caricaturen van bekende Nederlanders, soms met door hemzelf geschreven rijmpjes als bijschrift. Ook voor andere tijdschriften, waaronder de Nederlandsche Spectator en De Groene Amsterdammer, tekende hij af en toe spotprenten en caricaturen.
Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Rotgans steeds meer concurrentie als reclameontwerper en hij ging zich daarom wat meer op illustratiewerk toeleggen. Hij werd medewerker van het Algemeen Handelsblad, waarvoor hij jarenlang bijna iedere week een portret tekende van iemand die in het nieuws stond, ter plaatsing bij een interview met de desbetreffende persoon (het was namelijk voor de krant gemakkelijker en goedkoper een pentekening te reproduceren dan een foto). Tevens illustreerde hij enkele kinderboekjes. Na de Tweede Wereldoorlog liepen ook de illustratieopdrachten langzamerhand in aantal terug en hij ontwikkelde daarom een nieuw specialisme: het tekenen van portretten van overledenen naar foto’s. Pas nadat hij in 1961 naar Den Haag was verhuisd, ging hij het wat kalmer aandoen, maar hij is tot vlak voor zijn overlijden blijven tekenen.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.