Lensvelt, Frederik Willem Hendrik (Frits)

(Rijswijk 1886 -1945 Middelburg)

a. Portret Frits Lensvelt, fotograaf onbekend, part. coll.

Frits Lensvelt is vooral bekend geworden als vernieuwend decorontwerper bij de ‘N. V. Het Tooneel’ van Willem Royaards (1909-1921) en als ontwerper van lampen in samenwerking met de glasfabriek ‘Leerdam’ (1927-1940) [afb. a]. Zijn kunstopleiding ontving hij in Londen aan de Central School of Arts and Crafts en de Ealing School of Art & Design.1

Zijn eerste werk was grafisch: boekontwerpen, boekomslagen en illustraties. Hij bleef daarin zijn  hele leven actief en ontwierp ook huisstijlen, catalogi, briefpapier en een aantal bijzondere affiches [afb. b]. Een volledig door hem vormgegeven hoogtepunt in zijn grafisch werk vormt het boek Middelburgs Overgang (1926). Dit boek was een weerslag van het in 1924 door hem geregisseerde openluchtspel op het Middelburgse marktplein ter gelegenheid van de overgang der stad naar de prinsgezinden 350 jaar eerder.

b. Affiche ‘Zeeuwse week’, Rotterdam 1925, coll. Stedelijk Museum, Amsterdam

Bij het toneel raakte hij eigenlijk bij toeval betrokken door zijn medewerking aan een amateurproductie in Rotterdam (1908), waar de acteur Willem Royaards de regie voerde [afb. c]. Toen die daarna in Amsterdam zijn eerste eigen gezelschap begon, duurde het niet lang voor hij Lensvelt als vaste decorontwerper in dienst nam. Talloze door Lensvelt vormgegeven producties waren het resultaat. Daarbij werkte hij nauw samen met Royaards’ kostuumontwerpster, Nell Bronger  (1878 – 1935), met wie hij in 1914 in het huwelijk trad. Onder hun meest bewonderde producties waren: Vondels Gijsbrecht van Aemstel (vanaf 1912), Shakespeare’s Een midzomernachtsdroom (1914) en Driekoningenavond (1917), en Goethe’s Faust (1918).

c. Illustratie uit Middelburgs Overgang (Middelburg 1926), ontwerp Frits Lensvelt

Op toneelgebied dankt Lensvelt zijn faam aan zijn sobere, gestileerde ontwerpen en geraffineerde belichtingstechnieken die ten doel hadden de acteurs volledig tot hun recht te doen komen. Dat was voor Nederland nieuw en stoelde op een moderne visie die in Europa vooral door de Zwitser Adolphe Appia en de Engelsman Edward Gordon Craig was ontwikkeld. Aan het eind van zijn toneelcarrière (1922) zou Lensvelt samen met de architect Hendrik Wijdeveld (1885-1987) over deze stroming een internationale overzichtstentoonstelling organiseren in het Amsterdamse Stedelijk Museum [afb. d].

d. Internationale theatertentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, 1922, fotograaf onbekend, coll. UB UvA, Bijzondere Collecties (theatercollectie – archief Lensvelt), Amsterdam

Royaards’ gloriedagen vielen samen met de periode dat hij samenwerkte met het echtpaar Lensvelt-Bronger en als thuisbasis het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt had. Als in 1920 zijn wens om de Stadsschouwburg vast te bespelen in vervulling gaat, komt het gezelschap in een door ambtenarij en gemeentelijke regels beknotte situatie terecht waarin Lensvelt zich niet thuis voelt. In 1921 trekken zijn vrouw en hij zich daarom terug en verhuizen vanuit Amsterdam naar een bijzonder en oeroud dijkhuis op een zeedijk nabij Veere (in 1918 als vakantiehuis gekocht).

Vanaf de jaren twintig legde Lensvelt zich toe op binnenhuisarchitectuur, meubelontwerp en -verlichting. Op het gebied van binnenhuisarchitectuur werkte hij vooral voor bemiddelde particulieren, met wie hij vaak een jarenlange, vriendschappelijke relatie onderhield. Nell Bronger droeg daaraan veel bij op het gebied van de aankleding: gordijnen, vloerbedekking, stoffering en accessoires. Tussen 1926 en 1929 werkten ze samen met het interieurbedrijf ‘Ex- en Interieur’ van Jan Teders, voor wie een modelinrichting en meubilair ontworpen werd voor de toonzaal aan de Amsterdamse Van Baerlestraat.

Toneelverlichting was Lensvelts specialiteit geweest bij Royaards en vanaf 1927 maakte hij daar dankbaar gebruik van in zijn samenwerking met de glasfabriek Leerdam, waarvoor hij een aparte verlichtingsafdeling opzette. Aan het Amsterdamse Rokin werd daarvoor een door hem ontworpen toonzaal ingericht (1929). Zijn belangrijkste bijdrage op het gebied van lampontwerp was zijn theoretisch inzicht en de praktische toepassing daarvan in het ontwerp: wat is het precieze doel van de verlichting en wat voor soort(en) licht is/zijn daarvoor nodig. [afb. e]. Als één der eersten introduceerde hij onder andere een prettige indirecte verlichting in de Nederlandse huiskamer. Hoewel de lichtafdeling rond 1932 weer werd opgeheven (mede door de concurrentie van firma’s als Gispen en Lensvelts misschien te weinig commerciële en te perfectionistische instelling) bleef hij voor zijn ontwerpen met Leerdam samenwerken.

e. Lamp leraarskamer Amsterdams Lyceum, ontwerp Frits Lensvelt, 1938, fotograaf A. Hesselink

Grote lichtprojecten realiseerde Lensvelt in Amsterdam (raadzaal Stadhuis, nu hotel ‘The Grand’, 1929), Utrecht (St. Dominicuskerk, 1932), Enschede (Stadhuis, 1933) en wederom Amsterdam (Christian Sciencekerk, 1938). Daarnaast ontwierp hij onder andere een veel geroemde verlichting voor een ‘mailschip’ (rooksalon en ‘social hall’ eerste klasse, S.S. Indrapoera, 1934) en een aantal bijzondere lichtkronen, waaronder die voor de burgemeesterswoning ‘Het Wooldhuis’ in Vlissingen (1933) en de ‘Javasche Bank’ aan de Amsterdamse Keizersgracht (1939).

Vanaf 1938 was hij redacteur van het Bouwkundig Weekblad Architectura. In diezelfde tijd werd hij leraar, later lector, kostuumgeschiedenis aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten in Amsterdam en aan de Toneelschool aldaar.

Zoals al opgemerkt was Lensvelt een perfectionist, voor wie de ideale verhoudingen, het juiste materiaal en de perfecte neerslag van ‘de idee’ altijd voorop stonden. Dat strookte vaak niet met zijn omgeving: het jachtige theaterbestaan waarin een nieuwe productie telkens te weinig tijd bood voor zijn ontwerpen, het commerciële speelveld van een glasfabriek of interieurbedrijf waarin de kosten-baten analyse voorop stond. Dat hij toch in staat was veel van zijn ideeën vorm te geven tekent zijn gedreven kunstenaarschap.

Werk van Frits Lensvelt werd onder andere geëxposeerd in de Internationale Theatertentoonstelling (Stedelijk Museum Amsterdam, 1922), tentoonstelling Glasfabriek Leerdam (V.A.N.K/Stedelijk Museum Amsterdam, 1934) en de tentoonstelling ‘Licht als leidraad, leven en werk van Frits Lensvelt’ (Amsterdam, Theaterinstituut Nederland en Drents Museum, Assen, 2007). Werk van Lensvelt bevindt zich onder andere in het Stedelijk Museum Amsterdam, het Drents Museum in Assen, het Zeeuws Museum in Middelburg en in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, Bijzondere Collecties (Theatercollectie).

Auteur: Ard Hesselink

Noten

1. Brongers, R.A. en J.A., Brongers geboekt. Een genealogische speurtocht naar de dragers van de naam Brongers en enkele aanverwante families: Boer, Bronger, Brongersma, Bronniger, Brunger en Van der Wal, Tubbergen/Amersfoort 1998

Literatuur

Tuja van den Berg en Jan Jaap Heij (red.),  Licht als Leidraad. Leven en werk van Frits Lensvelt (1886-1945), ’t Goy/Houten 2007

Archief- en beeldmateriaal

Het belangrijkste archief berust in de Theatercollectie van de Bijzondere Collecties van de UB  Universiteit van Amsterdam. Voor meer materiaal zie de verantwoording in Rond 1900 nr. 2 (april) 2019, pg. 13.