Vreedenburgh, Cornelis

(Woerden 1880 – 1946 Laren N.H.)

Cornelis (‘Cees’) Vreedenburgh kwam al op jonge leeftijd in aanraking met de schilderkunst. Zijn vader Gerrit had in Woerden een goed lopend schildersbedrijf. In de zomermaanden nam hij zijn gezin mee de natuur in om te tekenen en te schilderen.1 Cornelis ging bij zijn vader in dienst en leerde van hem het schildersvak.2 In zijn vrije tijd trok hij er met zijn klasgenoot Leo Gestel (1881-1941) op uit om de landschappen rond Woerden te schilderen. Anders dan Gestel richtte Vreedenburgh zich op de getrouwe weergave van de natuur.3

a. Van der Vooren fotografie, Woerden, Cornelis Vreedenburgh, foto uit Sigrid Thomassen, Cornelis Vreedenburgh. Schilder van stad, land en water, Venlo 2000, p. 4

In de zomer van 1902 werkte Vreedenburgh gedurende tien weken bij de landschapsschilder Gerard Roermeester (1844-1936) in Noorden.4 Vanuit een bootje schilderden ze de Nieuwkoopse Plassen. Roermeester maakte hem bekend met de losse schildertrant en de ingetogen kleuren van de Haagse School. Vreedenburgh gaf echter de voorkeur aan het zonnige landschap, dat hij in heldere kleuren vastlegde. Hij ontmoette de schilder Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), die ook watergezichten vanuit zijn boot schilderde. Tholens eigen, atmosferische stijl maakte grote indruk op Vreedenburgh.5

b. Cornelis Vreedenburgh, Sluisje van Woerdense Verlaat, 1912, olieverf op doek, 58,5 x 90 cm, collectie Stadsmuseum Woerden

Het water werd de rode draad in Vreedenburghs kunstenaarsbestaan.  Hij werkte voornamelijk vanuit plaatsen die aan de Zuid-Hollandse plassen lagen, zoals Noorden en Nieuwkoop. Deze dorpen waren ook ontdekt door de schilders van de Haagse School, waardoor Vreedenburgh er veel collega’s ontmoette. Hij werkte regelmatig samen met de Rotterdamse Gerard Altmann (1877-1952) en de Leidse schilder Chris van der Windt (1877-1952). Van laatstgenoemde kunstenaar leerde Vreedenburgh een etsprocédé, dat hij in combinatie met een zelfgemaakte was toepaste om kleine etsen van waterlandschappen te maken.6

c. Cornelis Vreedenburgh, Boerin op de wasvlonder, olieverf op doek 37,5 x 60,8 cm, collectie Kunsthandel Simonis en Buunk, Ede.

Toen Vreedenburgh tussen 1909 en 1911 in Warmond aan de Kagerplassen schilderde, leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen. Hij trouwde in 1912 in Leiden met kunstenares Marie Schotel (1883-1957). Ze woonden korte tijd in Nunspeet, maar vestigden zich al snel in de IJsselstreek. Met hun zoon Kees, die in 1916 werd geboren, woonden ze er enkele jaren op een woonboot in Hattem.7

Eind 1917 verhuisde het gezin naar schildersdorp Laren. De nabijheid van de voormalige Zuiderzee en de Loosdrechtse plassen speelde hierin een rol, maar ook de korte afstand tot Amsterdam. Vreedenburgh had de stad en de Amsterdamse havens ontdekt als motief voor zijn schilderijen. Zijn nieuwe woonplaats vormde echter ook een dankbaar onderwerp. In zijn bekende schilderij ‘Het Schilderskroegje van Hamdorff’ toonde hij Hotel Hamdorff, waar de Larense en Blaricumse kunstenaars bijeen kwamen. Vreedenburgh was een geziene gast in het hotel en leerde er veel kunstenaars kennen. In februari 1921 nam hij plaats in het eerste bestuur van de ‘Vereeniging van Beeldenden Kunstenaars Laren-Blaricum’.

Cornelis Vreedenburgh, Het kroegje van Jan Hamdorff, 1921, olieverf op doek, 46 x 66 cm, collectie Singer Museum Laren

Sinds jonge leeftijd trok Vreedenburgh er met zijn schetsboek op uit. Rond 1910 was hij al enkele keren naar Frankrijk gereisd. In de jaren twintig trok hij opnieuw naar Frankrijk, en later naar Italië en Zwitserland.8 In 1936 maakte hij zijn verste reis: in opdracht van het tijdschrift Panorama ging hij naar Palestina en legde hij in tekeningen en aquarellen zijn indrukken vast.9

Vreedenburghs werk werd al vroeg erkend. Vanaf 1904 ontving hij drie jaar op rij de koninklijke subsidie, waardoor hij zich volledig aan zijn vrije kunstenaarschap kon wijden. Zijn eerste inzending naar kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae in 1905 werd bekroond met de Willink van Collen-prijs.10 Vreedenburghs vlotte manier van schilderen en de levendige wijze waarop hij het moment vastlegde was zowel onder critici als het grote publiek geliefd. Zijn schilderijen en tekeningen werden via verschillende kunsthandels verkocht.11 Hiermee kon Vreedenburgh zijn gezin, dat in 1921 werd uitgebreid met dochter Elisabeth, goed onderhouden. Hij exposeerde en verkocht bovendien ook op tentoonstellingen van de kunstenaarsverenigingen waar hij lid van was: Arti et Amicitiae en Sint Lucas in Amsterdam, Pulchri Studio in Den Haag en de Gooische Schildersvereniging.

Mogelijk door zijn vriendschap met Albert Roelofs (1877-1920), die lange tijd schilderlessen aan Koningin Wilhelmina gaf, was Vreedenburgh in contact gekomen met het Koninklijk Huis.12 Toen Wilhelmina in 1920 incognito een bezoek aan Laren en Blaricum bracht, leidde hij haar rond door de kunstenaarsdorpen. In 1934 was er opnieuw contact. Op verzoek van Koningin Wilhelmina maakte Vreedenburgh een typisch Hollands zomertafereel voor een kamerscherm, dat als huwelijksgeschenk aan prins George Edward werd aangeboden.13

Ondanks het succes van Vreedenburgh duurde het tot 1937 voordat hij zijn eerste solotentoonstelling had. Op de drukbezochte expositie in Hotel Hamdorff werden alle schilderijen verkocht.14 Hierna schilderde Vreedenburgh nauwelijks meer. Op zestigjarige leeftijd bleek hij de ziekte van Parkinson te hebben. Vreedenburgh, door journalist en kunstcriticus Henri van Calker (1881-1967) ‘een der meest veelzijdige landschapsschilders van dezen tijd’ genoemd, overleed op 27 juni 1946 in zijn woonplaats.15

Auteur: Karlijn de Jong

Bronnen

  • Sigrid Thomassen, Cornelis Vreedenburgh. Schilder van stad, land en water, Venlo 2000.
  • A. Ringelberg, ‘De Woerdense kunstschilder Cornelis Vreedenburgh. “Koningin Wilhelmina mocht hem wel”’, in: Heemtijdinghen: orgaan van de Stichts-Hollandse Historische Vereniging, jg. 28 (1992) nr. 3, pp 64-72.
  • Carole Denninger-Schreuder, Schilders van Laren, Bussum 2003.

Noten

1. C.A. Schilp, ‘Wij hebben allemaal met verf gespeeld’, in: Kunst & Antiekrevue 1984 (okt./nov.), 11-16. Gerrit Vreedenburgh (1849-1922) maakte wandschilderingen en versierde rijtuigen en kaasbrikken met voorstellingen. Hij maakte daarnaast schilderijen waarvan enkele verkocht werden via de Utrechtse kunsthandel Caramelli en Tessaro. Het gezin Vreedenburgh bestond uit vijf zoons en drie dochters. Zie ook: Archief Albert C.A. Plasschaert, Den Haag, RKD/ Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, NL-HaRKD.0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, [1909?].

2 Archief Plasschaert, 0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, [1909?]. Vreedenburgh werkte vanaf zijn twaalfde bij zijn vader in het bedrijf en bleef daar twaalf jaar lang werken als huisschilder. In de vrije momenten tekende en schilderde hij.

3. Vreedenburgh en Gestel bleven hun leven lang bevriend.

4. Archief Plasschaert, 0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, 31 maart 1909. Voor Vreedenburgh bij Roermeester ging werken was hij enige tijd in dienst: ‘Ik ben soldaat geweest en daar heb ik veel geteekend, […], in dienst veel portret.’

5. Henri H. van Calker, ‘C. Vreedenburgh’, in: Schilders van heden en morgen. In het Atelier van den Schilder, bezoeken bij Nederlandsche beeldende kunstenaars van dezen tijd, dl. 1, Amsterdam [1941], 219: ‘Schrijf gerust dat ik aan den kunstenaar Tholen elken dag denk, want ik heb veel aan hem te danken.’ Schilp (1984), 12: Vreedenburgh voer meer dan eens op de boot van Tholen mee over de Kaag, de Loosdrechtse Plassen en langs de Zuiderzeeplaatsen.

6. Archief Plasschaert, 0372.275, briefkaart van Vreedenburgh aan Plasschaert, januari 1911 en brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, 19 januari 1911.

7. De IJsselstreek was Vreedenburgh al bekend door zijn boottochten met Tholen. Getuige zijn brief aan Plasschaert, Archief Plasschaert, 0372.275, 31 maart 1909, had Vreedenburgh in Leiden ook al op een boot gewoond: ‘[…] het zou mij veel genoegen doen als u eens aan boord kwam.’.

8. Vreedenburgh verkende ook eigen land: hij deed Groningen, Leeuwarden en Maastricht aan en begin jaren dertig bezocht hij, waarschijnlijk samen met Tholen, diverse stadjes rond de Zuiderzee. In Frankrijk bezocht hij de Provence en Arles. Hij reisde herhaaldelijk naar St. Tropez (1917, 1919, 1920, 1924, 1925), soms samen met schilder Paul Arntzenius die hij via Tholen had leren kennen. In Italie werkte hij Camogli (1931). In 1939 zou hij zijn laatste reis maken, naar Estoril, Portugal.

9. Vreedenburghs reisverslag verscheen in het Panorama Kerstboek van datzelfde jaar.

10. Vreedenburgh ontving bovendien de bronzen medaille op de vierjaarlijkse tentoonstelling in Arnhem (1909) en behaalde in San Francisco de zilveren medaille [1925?].

11. Deze kunsthandels waren Boussod, Valadon & Cie. in Den Haag, Caramelli & Tessaro in Utrecht en Frederik Muller & Co in Amsterdam. Daarnaast schilderde hij, hetzij op minder hoog niveau, voor de Amerikaanse kunstmarkt.

12. Zijn werk was al bekend bij de koninklijke familie, want in 1907 had Koningin-Moeder Emma Vreedenburghs ‘Landschap met koeien’ gekocht.

13. De koningin gaf schilder Willy Sluiter (1873-1949) de opdracht vier kunstenaars uit te nodigen om elk een schilderij voor het kamerscherm te maken. Naast Vreedenburgh waren dit H.J. Wolter, J.H. van Mastenbroek en L.W. van Soest.

14. Koningin Wilhelmina bracht een verrassingsbezoek aan de expositie en kocht twee schilderijen: ‘Koeien in de wei’ en ‘Prins Hendrikkade’.

15. Calker (1941), 218. Vreedenburgh werd begraven op het St. Janskerkhof van Laren. Het jaar na zijn overlijden werden bij kunsthandel/veilinghuis Paul Brandt in Amsterdam 366 werken uit zijn atelier verkocht. Enkele maanden later volgde een verkooptentoonstelling in de kunstzalen van Gebr. Koch in Den Haag. Het werk van Vreedenburgh bevindt zich tegenwoordig in collecties van het Stadsmuseum Woerden, Centraal Museum Utrecht en Singer Laren.