(Alkmaar 1875 - 1965 Papeete (Tahiti))
Omdat Gouwe op school alleen zijn best deed bij tekenen, werd hij na de lagere school in de leer gedaan bij een huis- en decoratieschilder. Wel mocht hij daarnaast van zijn vader, die notaris was, tekenles nemen bij de Alkmaarse schilder Alexander Kläsener (1826-1912). Vervolgens trok hij naar Amsterdam, waar hij gedurende vier jaar de lessen volgde aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid. Na in 1898 een reis naar Italië te hebben gemaakt, nam hij nog twee jaar les aan de Rijksakademie. In 1901 won hij de Prix de Rome (met als opgegeven onderwerp Boaz, die bij de opperste der maaiers informeert naar de arenlezende jonge vrouw Ruth) en kon daardoor een buitenlandse studiereis van enkele jaren maken, waarbij hij Italië, Frankrijk en Spanje bezocht. Vanuit dit laatste land maakte hij in 1904 een korte trip naar Marokko. Na terugkeer woonde hij eerst weer in Amsterdam en daarna (vanaf 1911) in Laren, maar zijn onderwerpen vond hij in deze jaren vooral in Zuid-Limburg, waar hij vrijwel iedere zomer werkte. Veel waardering oogstte hij met zijn taferelen met ploegende paarden, die een ware specialiteit van hem werden. De luministische manier van werken die hij daarbij ontwikkelde trok in 1911 ook de aandacht van de rijke verzamelaar P.A. Regnault, die in de loop van de jaren ruim 70 werken van hem zou verwerven. In 1916 sloot Regnault met Gouwe een contract waarin de laatste zich verplichtte al het werk dat hij maakte tegen een vaste vergoeding af te staan.
Ondanks de financiële zekerheid die deze afspraak hem gaf – en die hem onder meer in staat stelde in 1920 opnieuw naar Marokko te reizen – ging Gouwe steeds meer weerzin voelen tegen de westerse cultuur en het daarbij behorende kapitalistische stelsel. Nadat hij eerst met de gedachte had gespeeld zich in Nederlands-Indië te vestigen, besloot hij in 1927 tijdens een verblijf in Zuid-Frankrijk om, net als Paul Gauguin, naar Tahiti te gaan. Van deze keuze heeft hij nooit spijt gekregen. Eenmaal in Tahiti aangekomen werd hij spoedig opgenomen in het sociale leven. Het bestaan was er goedkoop en hij kon redelijk rondkomen van de opbrengst van portretopdrachten en de verkoop van zijn vrije werk. Dat vrije werk ging nu voornamelijk uit landschappen bestaan, die qua stijl veel losser en lichter van kleur zijn dan zijn werk van voor 1927. In de bijna veertig jaar die hem nog restten zou Gouwe slechts éénmaal naar Nederland terugkeren: in 1959. Hij had toen succesvolle exposities in Amsterdam en Maastricht, maar ondanks zijn hoge leeftijd en enigszins kwakkelende gezondheid dacht hij er niet aan hier te blijven. Na zijn dood raakte hij al snel vergeten, totdat een tentoonstelling van nagelaten werk in 1979 in Hoorn de aandacht weer op hem vestigde en tegenwoordig worden er voor zijn werk flinke prijzen betaald.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.