(Haarlem 1869 - 1939 Heemstede)
Van den Eijnde, wiens vader meubelmaker was, kreeg zijn opleiding grotendeels in de praktijk in een fabriek voor ornamenten en lijstwerk in Haarlem. ’s Avonds kreeg hij les op de Teekenschool der Sint-Jozefs-Gezellen-Vereeniging in deze stad. Daar werd hij ontdekt door de beeldhouwer Frans Stracké (een neef van Franz Stracké, de hoogleraar beeldhouwen aan de Rijksakademie), in wiens atelier voor kerkelijke beeldhouwkunst hij van 1891 tot 1896 werkte. Daarna werd hij in dezelfde stad meesterknecht in het atelier van J.P. Maas, waar eveneens vooral religieus beeldhouwwerk werd gemaakt, o.a. voor de Nieuwe Sint Bavo-kathedraal van architect J. Cuypers. In 1913 nam zijn loopbaan een onverwachte wending, doordat architect J.M. van der Mey hem vroeg leiding te komen geven aan de beeldhouwwerkplaats van het Scheepvaarthuis te Amsterdam, waar hij als medewerkers onder meer Hildo Krop en Joop van Lunteren kreeg. Dit spraakmakende gebouw, dat Van der Mey ontwierp met medewerking van Michel de Klerk en Piet Kramer, wordt wel beschouwd als het eerste belangrijke voorbeeld van de Amsterdamse School. Hier ontwikkelde Van den Eijnde, grotendeels in samenwerking met De Klerk en onder invloed van het werk van Duitse contemporaine beeldhouwers als F. Metzner, R. Langer en H. Lederer, de expressieve ‘blokachtige’ stijl waardoor hij bekend is geworden.
Na voltooiing van het Scheepvaarthuis trad hij in 1917 in dienst van de Rijksgebouwendienst te Den Haag, waarvoor hij tot 1923 bouwbeeldhouwkunst ontwierp voor diverse universiteitsgebouwen en postkantoren. Van enkele jaren later dateren zijn twee belangrijkste vrijstaande werken: het Holland-monument in het Battery-park te New York (ontworpen samen met architect D. Roosenburg; 1925-1926) en het monument voor generaal J.B. van Heutsz-monument te Batavia (ontworpen samen met architect W. Dudok, 1927-1932; na de onafhankelijkheid van Indonesië gesloopt). Ter voorbereiding van deze projecten reisde hij in 1925 en 1926 naar Amerika en in 1929 naar Nederlands-Indië. Vemeldenswaard zijn eveneens zijn twee beelden in Crematorium ‘Westerveld’ (van architect W. Dudok) te Driehuis uit 1926 en 1939. Tevens modelleerde hij een paar penningen en ontwierp hij enkele zilveren gebruiksvoorwerpen, waaronder een theeservies en een urn voor het bewaren van de as van gecremeerden, die werden uitgevoerd door de zilverfabriek van J.M. van Kempen & Zonen te Voorschoten. Hier werden ook een paar beeldjes van hem uitgevoerd. Verder ontwierp hij ook nog zijn eigen atelierwoning in Heemstede (1921/22) en enkele meubels.
Daarnaast gaf Van den Eijnde van 1918 tot 1927 onderwijs aan het ‘Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht’ te Amsterdam en maakte hij van 1919 tot 1925 deel uit van de redactie van Wendingen. Ook was hij actief binnen diverse verenigingen, waaronder Architectura et Amicitia, de VANK en de Nederlandsche Kring van Beeldhouwers. Van deze laatste vereniging was hij in 1918 medeoprichter en vanaf 1920 enige tijd vice-voorzitter. Hij is echter in de eerste plaats van belang geweest als maker van bouwbeeldhouwkunst en geldt op dat gebied als een van meest vooraanstaande Nederlandse kunstenaars van zijn tijd. Behalve aan het Scheepvaarthuis, heeft hij meegewerkt aan het gebouw van de Nederlandsche Handel Maatschappij te Amsterdam (architect K.P.C. de Bazel, 1922/25), aan het filiaal van warenhuis ‘De Bijenkorf’ in Den Haag (in- en exterieur; architect P. Kramer, 1925-1927), aan de postkantoren van Haarlem en Utrecht (architecten J. Crouwel en H.Th. Teeuwisse, 1921-1923 en 1922-1930), aan het Radiozendstation van de PTT bij Kootwijk (architecten J. Luthmann en H.Th. Teeuwisse, 1920-1921); aan diverse gebouwen van de Rijksuniversiteit van Utrecht, aan enkele bruggen in Haarlem en Maastricht en aan nog een groot aantal andere kantoorgebouwen, winkelpanden en woonhuizen. Hij nam deel aan diverse internationale tentoonstellingen, waaronder de ‘Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriel Modernes’ te Parijs in 1925, waar hij een gouden medaille kreeg.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.