Cuypers, Eduard

(Roermond 1859 - 1927 Den Haag)

a. Vervaardiger onbekend, heliogravure met portret van Eduard Cuypers, (datering onbekend, tussen 1985 – 1920), collectie Rijksmuseum.

Eduard Cuypers (afb. a) groeide op tussen artistieke familieleden die hem al vroeg vertrouwd maakten met de innoverende gedachte dat decoratieve kunst een opzichzelfstaande en gerespecteerde kunstdiscipline mocht zijn.1 Zijn vader Henri Cuypers (broer en werknemer van Pierre Cuypers (1827-1921), de ontwerper van het Rijksmuseum te Amsterdam), was een kunst-, kerk- en decoratieschilder. Naast het theoretische ornamentonderwijs aan de Quellinusschool, werd Eduard onderwezen in ambachtelijke technieken, toegepast bij de bouw van het Rijksmuseum (1877 – 1885).2 Vanuit deze achtergrond ontwikkelde Eduard zich als veelzijdig bouw- en sierkunstenaar met een brede interesse.3

b. Vervaardiger onbekend, prentbriefkaart van stationsgebouw te ’s-Hertogenbosch, gebouwd 1896 naar Neorenaissance ontwerp van Eduard Cuypers, gesloopt in 1944, wegens zware beschadiging bij de bevrijding, Rijksarchief in Noord-Brabant.

In 1881 startte Eduard een eigen architectenbureau in Amsterdam waarmee hij ruim tweehonderd projecten in Nederland zou realiseren.4 Cuypers was geliefd in artistieke kringen en het bedrijfsleven: het merendeel van de opdrachten van het architectenbureau betrof daarom stadsvilla’s, winkelpanden en kantoren in opdracht van de welgestelde middenklasse.5 Ook nemen tientallen stationsgebouwen en ziekenhuizen een belangrijke plaats in zijn oeuvre in. Zijn vroege ontwerpen vertonen kenmerken van neorenaissance, zichtbaar in het voormalige stationsgebouw van Den Bosch (1896, afb. b). Later raakt hij geïnspireerd door de Engelse Arts & Crafts beweging: het Handelsgebouw te Amsterdam is daarvan een kenmerkend voorbeeld (1903, afb. c). Het bureau van Cuypers wordt tevens geassocieerd met de Amsterdamse School, omdat de pioniers van deze stijl, Michel de Klerk, Johan van der Mey en Piet Kramer, in de leer waren op bij het bruisende bureau.6

c. Fotograaf onbekend, foto van Handelsbladgebouw, voormalige drukkerij en redactie van Algemeen Handelsblad (2012). Nieuwezijds Voorburgwal 234-240, Amsterdam (1903), Stadsarchief Amsterdam.

Cuypers verlegde de grenzen van zijn stijl mede door zijn reislust en nieuwsgierigheid.7 Deze zou nog een geheel nieuwe richting verkrijgen door een studiereis naar Nederlands-Indië in 1909 (afb. d).8 Niet alleen richtte hij hier een tweede architectenbureau op, tevens werd hij geprikkeld door de Balinese ‘ongerepte kunst en cultuur’, de exotische vormen, materialen en methoden in sierkunst.9 Zijn fascinatie hiervoor manifesteerde zich in de opvolgende jaren in het ‘propaganderen van koloniale schoonheid van de Indische artistieke praktijk’.10 Naast het benutten van deze vormen in zijn eigen ontwerpen, redigeerde Cuypers een tijdschrift over Nederlands-Indië, importeerde hij Indische sierproducten en ontwierp hij het Indisch Paviljoen van Nederlands-Indië op de Brusselse Wereldtentoonstelling in 1909.11

d. Vervaardiger onbekend, foto van ‘feestelijke ontvangst van mr. G Vissering, den heer Eduard Cuypers en den regent van Serang’, augustus 1909, Bali. In: Het Ned. Indisch Huis, Oud en Nieuw , 1914 afl. I, p. 229, p. 230

Kenmerkend voor Cuypers’ werk was de decoratieve versmelting van het in- en exterieur als een onlosmakelijk geheel.12 Dit kwam mede door het feit dat Cuypers bewoog in een circuit van vrijzinnige architecten met een verlangen naar herdefiniëring van artistieke disciplines.13 Daarnaast wilde men zich afzetten tegen de industriële en technische ontwikkelingen van begin 1900 en stond ambachtelijkheid en authenticiteit hoog in het vaandel.14 Om de deze ideeën een plek te geven, richtte Cuypers in 1899 het atelier Het Huis op.15 Jarenlang werkten hier meer dan vijftig ambachtslieden, waaronder meubelmakers, rietvlechters, houtsnijders, textielwevers, glasblazers, smeedkunstenaars, koperslagers en tekenaars, aan het creëren van expressieve interieurs.

e. Vervaardiger onbekend, foto van Eduard Cuypers in zijn atelier, bespreking van de wensen van zijn opdrachtgever (datering onbekend, tussen 1901 en 1910). archief Ed. Cuypers.

Cuypers had een duidelijke visie, die hij kenbaar maakte als redacteur van in totaal drie verschillende tijdschriften, allen gewijd aan huisinrichting, bouw- en sierkunst.16 Ontwerpen van binnenuit, dicht tegen de menselijke voorkeur, was belangrijk voor Cuypers. Enkel door zich te verdiepen in zijn opdrachtgevers, kon authenticiteit en karakter worden bereikt (afb. e). Illustrerend hiervoor is Cuypers’ overtuiging dat een boekenkast al een kwalitatieve vorm in decoratie is.17 Een dichte boekenkast is architectuur zonder karakter: een open boekenkast daarentegen openbaart het geestelijk verkeer, interesses en persoonlijke ontwikkelingen van de eigenaar. Elementen in hun allerpersoonlijkste oorsprong werden door hem gezien als de essentie van sfeer, ambiance en menselijke intimiteit.18

Cuypers overleed in 1927, in het door hem ontworpen Rode Kruis Ziekenhuis in Den Haag (1925, gesloopt in 1942). Na zijn overlijden werden de bureaus in zowel Amsterdam als in Weltevreden door anderen voortgezet. Ook bleven zijn tijdschriften nog een aantal jaren bestaan. Alhoewel hij een artistiek productief leven leidde, heeft Cuypers vanuit historiografisch perspectief weinig erkenning gekregen.19 Hij werd beperkt opgenomen in de architectuurgeschiedschrijving: zijn beroepsmatige veelzijdigheid en brede oeuvre leken moeilijk te plaatsen in een afgebakende stroming, stijl of groep.20 De afgelopen jaren is hier verandering in gekomen, mede door de tentoonstelling over de Amsterdamse School in het Stedelijk Museum en de aandacht voor Nederlands-Indische bouwkunst.21

Auteur: Jocelyn Kotvis

Noten

1. A. van der Woud, Waarheid en karakter : het debat over de bouwkunst, 1840-1900 1997, p. 287.

2. T. M. Eliëns, M. Groot en F. Leidelmeijer, Kunstnijverheid in Nederland. 1840 – 1940, Amsterdam 1997, p. 22.

3. C. Nispen, Eduard Cuypers en zijn rol als ziekenhuisarchitect, Masterscriptie, Amsterdam 2015, p. 7.

4. O. Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927, Rotterdam 2018.

5. Bert Gerlagh, ‘Eduard Cuypers en Amsterdam’, in: Jaarboek Amstelodamum, 2007 en B. Gerlagh, Ed. Cuypers Architect, doctoraalscriptie, Amsterdam 1979.

6. Obbe Norbruis, ‘Sectiedag Architectuur en Stedenbouw – koloniale architectuur’ 10 maart 2017 te landgoed Bronbeek, Arnhem.

7. G. Vissering, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Bloemendaal 1927, pp. 7 – 8.

8. ‘Eduard Cuypers’ in: Sumatra Post 111 (14 mei 1909).

9. A. A. Vermont, ‘Eduard Cuypers en Nederlands-Indië’ in: Het Nederlandsche en Ned. Indische Huis oud & nieuw: twee maandelijksch prentenboek gewijd aan huis inrichting bouw en sierkunst (1927) nr. 17, p. 49.

10. “…. Cuypers was propagandist in hart en nieren; alles wat volgens zijn idee mooi en goed was, wilde hij in breeden kring kenbaar maken, wilde hij als ’t ware anderen ingieten. Na de reis naar ons Indië in 1909 heeft het Oostersche land een diepen indruk op hem gemaakt. Die drang tot propageeren van schoonheid uitte zich in de publicatie van een tijdschrift.” G. Vissering, ‘Levensbericht Eduard Cuypers (1859 – 1927)’ in: G. Vissering, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Bloemendaal 1927, pp. 7 – 8.

11. M. Bloembergen, De koloniale vertoning. Nederland en Indië op de wereldtentoonstellingen (1880 – 1931), Amsterdam 2001.

12. B. Laan en M. Nossent, ‘Ornamenten op bestelling’ in: Ons Amsterdam, juli-augustus 2008.

13. F. van Burkom, K. Gaillard, K., E. Koldeweij, (red.), Leven in toen. Vier eeuwen interieur in beeld, Amsterdam 2001, pp. 38 – 39. G. Palmaerts, Eclecticisme. Over moderne architectuur in de negentiende eeuw, Rotterdam 2005, pp. 13-14.

14. M. W. F. Simon Thomas, De leer van het Ornament: versieren volgens voorschrift – 1850-1930, Amsterdam 1996, p. 26. Vissering 1927 (zie noot 10) p. 5.

15. Nispen 2015 (zie noot 2).

16. Het Huis, maandelijksch prentenboek gewijd aan huisinrichting, bouw- en sierkunst meubelen (1903 – 1905), Het Huis, Oud en Nieuw’, Maandelijksch Prentenboek, gewijd aan huisinrichting, bouw- en sierkunst, meubelen (1905 – 1930) Het Ned. Indische Huis, Oud & Nieuw, Prentenboek gewijd aan Huisinrichting, Bouw en Sierkunst. (1913 – 1915) en Nederlandsch-Indië oud & nieuw; maandblad gewijd aan: Bouwkunst – Archeologie – land en Volkenkunde – Kunstnijverheid – Cultures – Mijnbouw – Hygiëne (1916 – 1934).

17. E. Cuypers, Het Huis, Maandelijksch prentenboek gewijd aan huisinrichting, bouw- en sierkunst, p. 144.

18. Cuypers 1904 (zie noot 17) p. 138.

19. Uitspraak gebaseerd naar aanleiding van hoe Eduard Cuypers wordt getypeerd na 1950 door onder andere: N. Pevsner, Geschiedenis van de bouwkunst in Europa, Rotterdam 1949 (Nederlandse vertaling van origineel in Duits). H. Hitchcock: in Architecture. Nineteenth and twentieth centuries, New York 1958, p. 355. K. Wiekart, J. J. P. Oud. Beeldende kunst en bouwkunst in Nederland, Amsterdam 1965, pp. 5 – 12. G. Fanelli, Architectura Ollanda 1900 – 1940, Florence 1968. H. Searing, ‘Berlage or Cuypers? The Father of Them All’ in: H. Searing e.a., In search of modern Architecture: A tribute to Henry-Russel Hitchcock. New York 1982, pp. 226 – 244.

20. A. van der Woud over Cuypers: “…. onder leiding van ontvankelijke en invloedrijke architecten als Ed Cuypers, die zich afzijdig hielden van getheoretiseer en coterieën, nergens ‘bij horen’ en daardoor moeilijk in gepersonaliseerde geschiedbeelden passen.” In: Waarheid en Karakter 1997, pp. 343 – 344.

21. O. Norbruis, Alweer een sieraad voor de stad. Het werk van Ed. Cuypers en Hulswit-Fermont in Nederlands-Indië 1897-1927, Rotterdam 2018. Amsterdam, Stedelijk Museum, Wonen in de Amsterdamse School. Ontwerpen voor het interieur, 9 april tot en met 28 augustus 2016.