Robertson, Susanne (Suze)

(Den Haag 1855 – Den Haag 1922)

 

afb. a Suze Robertson, Zelfportret, circa 1890-1892, zwart krijt op papier, 42,5 x 28,5 cm, particuliere collectie

Robertson werd geboren in Den Haag, maar verhuisde na het overlijden van haar moeder op tweejarige leeftijd naar een oom en tante in Rotterdam (afb. a).

Op 11-jarige leeftijd ging ze naar de kostschool van Elise van Calcar in Wassenaar, waar haar talent voor muziek en tekenen werd ontdekt. Op de Haagse Academie was ze een voorbeeldige leerlingen sloothaar studie af met een lauwerkrans en een akte Middelbaar Onderwijs. Ze gaf vervolgens zes jaar tekenles aan de meisjes hbs in Rotterdam. Vastberaden om zelfstandig kunstenaar te worden, besteedde ze de avonduren en weekenden aan het verbeteren van haar schilder- en tekentechniek, onder meer bij Petrus (Piet) van der Velden (1837-1913). In 1882 besloot ze naar Amsterdam te verhuizen om naast lesgeven op een meisjes hbs zich op de Rijksakademie te bekwamen in het schilderen naar model. Daar vielen haar buitengewone tekenkwaliteiten op, maar directeur Allebé vond haar te eigenwijs en niet geschikt. Na één jaar brak ze haar deeltijdstudie af en werd professioneel kunstenaar in Den Haag.

In de hofstad werd ze lid van kunstenaarssociëteit Pulchri Studio, waar ze met onder andere Marius Bauer, George Hendrik Breitner, Willem de Zwart en haar latere echtgenoot Richard Bisschop (1849-1926) deelnam aan de tekenavonden (afb. b).

afb. b. Suze Robertson, Portret van Adolphe Boutard,circa 1884-1889,zwart krijt op papier, 52,4 x 36,4cm, particuliere collectie

Vanaf 1885 ontving ze gedurende vier jaren de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst. Tijdens studiereizen naar Dongen en Laren raakte ze geïnteresseerd in het thema van de werkende vrouw. Niet bezien door een romantische bril, zoals bijvoorbeeld haar voorgangers Anton Mauve en Jozef Israëls deden, maar met medeleven, respect en oog voor de (harde) realiteit. Robertson was in 1883 een van de eerste Nederlandse kunstenaars die fotografeerde. Haar zelfgemaakte zwart-witfoto’s gebruikte ze als basis voor kleurrijke, geschilderde stadsgezichten. Dit zijn geen traditionele, topografisch correcte weergaves van bebouwing, maar composities opgebouwd uit kleurblokken. Dat was revolutionair en kreeg veel kritiek. Kunstcritica Hermine Marius begreep Robertson als een van de weinigen wel en schreef dat de kunstenaar een gevoel voor kleur bezat dat ‘meer uit een visie voortkomt dan uit realisme’.

In 1892 trouwde Robertson met collega-schilder Richard Bisschopen twee jaar later werd hun enige dochter Sara geboren.In1895 verhuisde het gezin naar Leur waar Roberts onuitgebreid experimenteerde met compositie, materiaal en ondergrond (afb. c).

afb. c. Suze Robertson, Pietje / Lezend meisje, circa 1898, olieverf en bladgoud op paneel, 42x 32cm, particuliere collectie in bruikleen Rijksmuseum, Amsterdam

De ideeën die Robertson had ontwikkeld over het ordenen van stadsgezichten in kleuren, paste ze in Leur toe op zogenaamde bleekvelden: witte lakens op groen gras, omringd door rode daken en een blauwe lucht. Robertson zei: ‘Ik kom er hoe langer hoe meer van terug mooie studies naar de natuur te maken’ (afb. d).

afb. d. Suze Robertson, Bleekveld, circa 1895-1898, olieverf op doek, 57 x 77 cm, particuliere collectie

Na enkele jaren in Leur keerde ze in 1898 weer terug naar Den Haag. In 1902 bracht ze haar dochter Sara onder bij een pleeggezin, zodat ze weer meer naar buiten kon gaan om te schilderen. Ze bezocht diverse plaatsen in Nederland, waaronder Heeze en Harderwijk, waar ze oude gebouwen en boerenvrouwen in interieurs bestudeerde, soms in wel tientallen versies. Voortbordurend op haar bleekvelden en stadsgezichten uit de jaren 1890 deelde ze composities op in omlijnde blokken rood, groen, geel en blauw. Hierbij gebruikte ze kleur niet langer om de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk te benaderen, maar als middel om uitdrukking te geven aan haar eigen gevoel. In elke nieuwe versie zocht Robertson naar een krachtiger expressie (afb. e).

afb. e. Suze Robertson, Binnenplaats (Noordwijk), circa 1905, olieverf op doek, 83 x 102cm, collectie Drents Museum, Assen

In 1905, net vijftig jaar oud, brak Robertson definitief door met een solotentoonstelling bij de Rotterdamsche Kunstkring. Daar verkocht ze veel en kreeg ze ook veel publicitaire aandacht. Dat leidde tot een tentoonstelling van haar werk bij de opening in 1907 van de Amsterdamse vestiging van de Larensche Kunsthandel. De expositie werd een doorslaand succes. De kritieken waren lovend.

Tegen de stroom oproeien. Toegewijd en volhardend. Dat deed Robertson. Als een van de eerste vrouwelijke beroepskunstenaars van Nederland. Ze was vastbesloten te slagen in een door mannen gedomineerde kunstwereld. Hoewel Robertson zichzelf niet zag als feministe of pleitbezorger van de vrouwelijke zaak, speelde ze wel degelijk een belangrijke rol bij het vrijmaken van de weg voor vrouwelijke kunstenaars. Wanneer ze hindernissen ondervond die voortkwamen uit een door mannen gedomineerde wereld, zowel in haar kunst als in haar sociale leven, ageerde ze daartegen, van de beperkte toegang voor vrouwen tot de academie, het verbod tot het volgen van tekenles naar naaktmodel, het niet mogen gebruiken van de leestafel bij Pulchri, tot en met het zich niet mogen aansluiten bij een kunstenaarsgezelschap. Telkens zocht ze een manier om als vrouw toegang te krijgen en bereidde daarmee de weg voor andere vrouwen. In haar huwelijk met Richard Bisschop bestreed ze de opvatting dat vrouwen die eenmaal getrouwd waren geen kunst meer mochten maken voor de commercie. Ze wilde als kunstenaar zelfstandig worden beoordeeld en niet als ‘vrouw van’. Haar keuze om als artiestennaam Robertson te blijven gebruiken heeft daartoe zeker bijgedragen. Door haar motieven en stijl van werken bestreed ze de perceptie van wat typisch vrouwelijke en mannelijke kunst zou zijn.

afb. f. Suze Robertson, Witte huizen (Vollenhove), circa 1907, olieverf op doek, 44,2 x 61,7 cm, particuliere collectie

Tegen het einde van haar leven vormde Robertson een belangrijke inspiratiebron voor jongeren, zoals Piet Mondriaan, en een rolmodel voor vrouwelijke kunstenaars als Charley Toorop (afb. f). Tijdgenoten beschouwden haar, samen met Vincent van Gogh, als een van de grondleggers van de moderne kunst in Nederland. Ze was de brug tussen het Haagse School impressionisme en het expressionisme.

Auteur: Kees van der Geer