Derkinderen-Besier, Johanna Henriëtte

(Utrecht 1865 - Amsterdam 1944)

a. Johanna Henriette Derkinderen-Besier, Atelier J. Merkelbach. Amsterdam Archief.

Johanna Henriëtte-Besier werd op 27 september 1865 geboren in Utrecht als oudste  dochter van August Besier en Johanna van Ewijck (afb. a). Op 19-jarige leeftijd ging ze naar de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar ze vier jaar lang lessen zou volgen. Tijdens haar studie ontmoette ze Etha Fles, schrijfster en kunstenaar, die haar voorstelde aan sierkunstenaar Antoon Derkinderen.

In 1891 organiseerden Besier en Fles een baanbrekende schilderijententoonstelling in een houten loods op het Lucasbolwerk in Utrecht. Deze tentoonstelling stond in het teken van de ‘modernen’. De reacties van het publiek varieerden sterk; sommigen waren zo verontwaardigd over de tentoongestelde werken dat ze hun entreegeld terugeisten.
In 1894 trouwde Besier met Derkinderen, die zelf al enige bekendheid genoot in het artistieke circuit vanwege zijn wandschilderingen in het stadhuis van Den Bosch.

b. Johanna Besier, ontwerp voor een ex libris van Wally Moes, ca. 1893-1902. Collectie Huis van het Boek.

Besier maakte deel uit van een nieuwe generatie kunstenaars die de grenzen van moderne kunst wilden verleggen. Hoewel Besier voornamelijk herinnerd wordt om haar borduurwerk, beoefende ze ook andere artistieke disciplines, waaronder etsen, tekenen en lithograferen (afb. b). Voor zover we weten was haar oeuvre niet groot. Desalniettemin was haar werk erg invloedrijk op de (textiele) kunsten rond 1900.

Rond 1894 ging Besier haar werk exposeren, bijvoorbeeld bij de Haagsche en Rotterdamsche Kunstkring (afb. c). In 1898 volgde ze als hospitant lessen in kunstnaaldwerk aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid.

c. Johanna Besier, vuurscherm met stralende zon, bloemen en vlinders, ca. 1893. Maandblad voor Versieringskunst. Okt./sept. 1893. Plaat XLIX. Het doek was donkerblauw met een gouden stralende zon. Onderop de omlijsting is te lezen: ‘De felle gloed verteren doet.’

Wat vooral blijkt uit een beschouwing van het werk van Besier is haar interesse voor historisch textiel. Niet alleen zou zij hier later over schrijven, ook de kunstwerken die zij maakte zijn direct geïnspireerd door historische kunstwerken die zij in musea tegenkwam. Rond 1900 werd gedacht dat de artistieke originaliteit was afgenomen door modernisering en industrialisering. Machinale productie leidde tot veel gekopieerde ornamenten uit het verleden, wat als artistieke aftakeling werd gezien. Kunstenaars zochten daarom naar vernieuwende inspiratie om ontwerpen te creëren die zowel hedendaags als origineel waren.

Besier slaagde hierin door historisch geïnspireerd werk te maken, maar dan in een modern jasje. De middeleeuwen waren voor haar een belangrijke inspiratiebron. De middeleeuwse bouwhut, een genootschap van bouwlieden die in opdracht van geestelijke en wereldlijke heren, ook van stadsbesturen, bouwwerken uitvoerden, diende haar als voorbeeld, omdat deze het artistieke ideaal van het verenigen van kunst en ambacht belichaamde. Vaak had haar werk dan ook een religieuze thematiek.

Besier vormde samen met enkele andere kunstenaars, Tine Van Hoytema- Hogervorst, Willy Dijsselhof-Keuchenius en Anna Lebeau-Leverington de voorhoede in het moderne naaldwerk rond 1890. In samenwerking met andere sierkunstenaars zorgden zij voor een nieuw elan in het borduurwerk. Ze inspireerde in deze tijd ook andere jonge kunstenaars zoals Margaretha Verweij. Besier werkte korte tijd voor het verkooplokaal ’t Binnenhuis maar door het uitblijven van opdrachten en de langzame verkoop van textiel werk stopte ze hier al snel mee. Ze leverde in die tijd ook ontwerpen voor de winkel van Verweij.

d. Johanna Der Kinderen-Besier, schoorsteenval voorstellende de Ark van Noach. voor 1913. Op het doek is de spreuk ‘Als het buiten woedt, is ’t binnen zoet’ te lezen. Uit: Elisabeth Siewertsz van Reesema. ‘De opleving der textiel-kunst’ Onze kunst: geïllustreerd maandschrift voor beeldende en decoratieve kunsten. (1914) 13e jaargang januari-juni. p. 21-27.

Vanaf 1913 ging Besier weer wat meer exposeren. Op de welbekende tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ was van haar een schoorsteendoek met een afbeelding van de ark van Noach te zien (afb. d). Datzelfde jaar toonde ze werk bij de tentoonstelling van kunsthandel Kleykamp Den Haag samen met andere textiele kunstenaars.

Na 1919 hield Besier zich meer bezig met tentoonstellingen en publicaties over historische kostuums dan met het exposeren van haar eigen werk. In 1919 maakte ze een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam samen met Alida Tellegen-Fock en Cato Neeb met de titel ‘Historische tentoonstelling van de ontwikkeling der Kleeding’.

e. H. de Booy, Interieur van mevrouw Johanna Henriëtte Besier aan de R. Vinkeleskade 59 te Amsterdam. Boven het bureau het portret van Professor Antoon Derkinderen door Jan Veth. 1941. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Samen met Cornelia Hudig werd Besier niet lang hierna verantwoordelijk voor het reorganiseren van de kostuumcollectie van het Rijksmuseum Amsterdam. Daar zette ze haar passie voor geschiedenis en mode voort door verschillende boeken te publiceren, waaronder De Kleeding onzer voorouders 1700-1900 in 1926 en Modemetamorphosen, de kleeding onzer voorouders in de 16e eeuw in 1935. Daarnaast schreef Besier ook nog Spelevaart der Mode. De kledij onzer voorouders in de 17e eeuw (1950). In 1927, publiceerde ze de jeugdherinneringen van haar overleden echtgenoot, Antoon Derkinderen (afb. e). Ook schonk ze werk van haar overleden partner aan verschillende musea.

Zelfs op 77-jarige leeftijd was Besier nog actief betrokken bij culturele initiatieven. Dit blijkt uit haar lidmaatschap van een commissie voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1942. Ze is op dat moment ook nog bezig met een publicatie over mode in de 17e eeuw dat postuum werd gepubliceerd. Op 8 september 1944 overleed Besier op 78-jarige leeftijd. Haar werk zit vandaag de dag in de collecties van verschillende musea, zoals het Huis van het Boek, het Rijksmuseum Amsterdam en het Drents Museum.

Auteur: Emma Verweij MA