Zeegen, Christine van

(Amstelveen 1890 – 1973 Amsterdam)

a. Portretfoto Christine van Zeegen, ca. 1920, Drents Museum.

Christine van Zeegen was een belangrijk kunstenares van experimenteel kunstnaaldwerk in de periode rond de Eerste Wereldoorlog [afb. a]. Waar in het naaldwerk aan het begin van de twintigste eeuw soms een dunne lijn bestaat tussen kunstnaaldwerk en huisvlijt, is bij Van Zeegen het kunstaspect overduidelijk aanwezig. Haar naaldwerk was vernieuwend en ze experimenteerde met loshangende draden, expressieve steken en symbolistische verbeelding – al dan niet met een erotische uitstraling. Haar werk werd gewaardeerd door eigentijdse critici en collega-kunstenaars. Toch is Van Zeegen vandaag de dag relatief onbekend. Veelal staat ze in de schaduw van haar broer, de schilder Adriaan van Zeegen (1881-1966), maar ook de moeilijke positie van kunstnaaldwerk – tussen vrije kunst en toegepaste kunst, en met de genderconnotatie van borduren – maakt dat haar werk niet de aandacht krijgt die het verdient.

Ontwikkeling kunstnaaldwerk
Christina Tobieta Sophia van Zeegen wordt geboren op 22 januari 1890 in Amstelveen. Na het overlijden van hun ouders in 1905 en 1910, woont Christine samen met haar oudere broer: de schilder Adriaan van Zeegen.1 Het kunstenaarschap is Adriaans ideaal, en hoewel het hem weinig geld oplevert, neemt hij Christine hierin mee. Tussen hen ontstaat een hechte samenwerking op het gebied van ontwerp en uitvoering van experimenteel kunstnaaldwerk. In de persoonlijke aantekeningen van Adriaan, bewaard in het RKD, is te lezen hoe het kunstnaaldwerk van broer en zus tot stand komt en zich ontwikkelt. Bij het bestuderen van Japanse en kerkelijke kunst ontstaat grote bewondering voor het naaldwerk. Uiteindelijk zien broer en zus kans om ‘deze wonderschoone borduurkunst in nieuwe banen te leiden en te beoefenen’.2

Het eerste grote ontwerp voor een kunstnaaldwerk komt tot stand op 14 september 1914: een opengespleten knotwilgkam [afb. b].3 Het wordt door Christine uitgewerkt in wol. Verrast door het eindresultaat besluit het duo meerdere werken te maken. In de samenwerking maakt Adriaan de ontwerpen en voert Christine deze uit. Een drietal van hun eerste werken wordt onder de naam van Christine ingezonden naar de tentoonstelling van De Onafhankelijken in Amsterdam, in mei 1915. Het kunstnaaldwerk kon rekenen op de felicitaties en bewondering van o.a. schilder Jan Toorop en architect H.P. Berlage.4

b. Christine van Zeegen, Kunstnaaldwerk met voorstelling van opengesneden knotwilgstam, kunstnaaldwerk, 1912 of 1914, TextielMuseum Tilburg (langdurig bruikleen RCE).

Christine wordt op deze eerste tentoonstelling dus als kunstenaar van de werken naar voren geschoven. In zijn aantekeningen uit Adriaan zijn verontwaardiging over de reacties van sommigen die vinden dat Adriaans naam ook onder de werken geplaatst dient worden. Hij legt uit hoe hij eenvoudige lijntekeningen voor zijn zus maakt, omdat zij zelf niet tekent. “Dan is het haar werk en ook uitsluitend het hare, hier leven in te brengen, om door kleur nuance en de eigen bewerking der stof het levenlooze te bezielen, het eigen karakter tot in subtiele bijzonderheden weer te geven en te doen uitkomen. Dat is het voorname kunstwerk, dat haar stempelt tot eene begaafde kunstenares, een idealistisch coloriste van grote betekenis.”5 Christine had geen kunstopleiding gevolgd. Na het afronden van de lagere school hielp zij in het huishouden en leerde borduren als vanzelfsprekend.6 Een groot aantal studies die Adriaan maakte voor Christine wordt bewaard in het Drents Museum.

Zelfbewuste kunstenares
Na dit eerste succes volgen vele andere werken, waaronder het symbolistische Christus’ Hemelvaart, het expressieve Stille Eeuwigheid en vele bloemen en (zee)dieren. Haar werk wordt o.a. tentoongesteld op de ‘solo’ tentoonstelling van Adriaan en Christine in het Bureau voor Kunsten en Wetenschappen (1917), bij de vereniging Het Signaal in het Stedelijk Museum (1918) en door bemiddeling van ontwerper J.L.M. Lauweriks op de belangrijke Tentoonstelling van kunstnijverheid en van Volkskunst (Rotterdam 1918). Tot 1919 leunde Christine voor de ontwerpen van het kunstnaaldwerk op haar broer. Daarna maakt ze ook zelfstandig, hoewel verwant in geest, een aantal kunstwerken: waterplanten, poliepen en andere zeedieren.

Uit de door Adriaan geschreven bronnen wordt duidelijk dat hun samenwerking een gelijkwaardige, geëmancipeerde samenwerking is. Christine is een zelfbewuste, professionele kunstenares. Ze presenteert zich met haar eigen briefpapier en uit haar bewaard gebleven correspondentie blijkt dat zij haar werk actief onder de aandacht bracht bij belangrijke personen. Zo nodigt ze vertegenwoordigers van kunsthandels uit voor haar tentoonstellingen en probeert ze zelfs een werk te verkopen aan de koningin.7

Vrije of toegepaste kunst?
Het werk van Christine wordt door tijdgenoten zeer goed ontvangen. Vooral het gebruik van kleur en lijn wordt erg gewaardeerd. Deze waardering blijkt ook uit de verkoop van haar werken. In 10 jaar tijd verkocht ze zo’n 130 kunstwerken. Gedurende de periode 1915-1923 trad de kunstverzamelaar Piet Boendermaker op als mecenas voor Christine; hij verwierf 55 werken van haar.8 Naast dit succes, vragen critici zich echter af welk doel de ingelijste kunstnaaldwerken dienen; ‘zwevend tussen vrije kunst en toegepaste kunst’. Cornelis Veth merkt in 1918 op: ‘Hoe meer recht van bestaan zou dit werk hebben wanneer het een functie kon vervullen!’9 Hetzelfde jaar sluit Christine zich aan bij ’t Binnenhuis. Hierdoor wordt haar naaldwerk toegepast op o.a. vuurschermen en (schoorsteen)betimmeringen [afb. c].10

c. Christine van Zeegen, Paneel van kunstnaaldwerk in vuurscherm van eiken- en ebbenhout naar ontwerp van Cornelis van der Sluys, met voorstelling van vliegende vis naar ontwerp van Adriaan van Zeegen, 1919-1920, zijde op zijde, Drents Museum, (schenking uit een particuliere collectie).

Laatste jaren als kunstenaar
Via de V.A.N.K. neemt Christine in 1925 deel aan de Exposition des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in Parijs en wint hier het diplôme de médaille de bronze.11 In hetzelfde jaar trouwt ze met D.J. da Silva. Langzaamaan beëindigt ze haar carrière als kunstenaar. Eind jaren 1920 heeft ze nog enkele opdrachten, bijvoorbeeld voor het deurpaneel van het vertrek van de damesraadsleden in het stadhuis te Amsterdam.12 Tot 1929 is ze stemgerechtigd lid van de V.A.N.K. Christine overlijdt op 20 december 1973. Haar nalatenschap wordt in 1974 geveild bij veilinggebouw De Zon te Amsterdam.13

Collecties
Kunstnaaldwerk van Christine van Zeegen bevindt zich o.a. in de collectie van het Nederlands TextielMuseum (Tilburg), het Drents Museum (Assen), het Stedelijk Museum (Amsterdam) en het Kunstmuseum (Den Haag). Deze laatste kocht haar werk al aan in 1924.14

Auteur: Marieke Maathuis

Noten
1. Marjan Groot en Hanneke Oosterhof, Textielkunstenaressen: Art Nouveau, Art Deco 1900-1930: Constance de Nerée tot Babberich, Agathe Wegerif, Bertha Bake, Christine van Zeegen, Ragnhild d’Ailly, cat. tent. Tilburg (Nederlands Textielmuseum) 2005, p. 21.

2. RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Adrianus en Christine van Zeegen, nummer toegang 0326, inventarisnummer 179.

3. Hoewel Adriaan heel precies omschrijft dat het eerste werk ontstaat op 14 september 1914, is de opengespleten knotwilg in het Textielmuseum gesigneerd met 1912.

4. Ibidem.

5. Ibidem.

6. Groot en Oosterhof 2005, p. 9.

7. RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Adrianus en Christine van Zeegen, nummer toegang 0326, inventarisnummer 163-164, 207.

8. Marjan Groot, ‘Phoenixhaantjes, mantissen, poliepen en aalvissen’, Jong Holland 17 (2001) 4, pp. 29-39, spec. p. 34.

9. Cornelis Veth in Het Nieuws van den Dag, 04-07-1918.

10. Algemeen Handelsblad, 27-11-1918. Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Adrianus en Christine van Zeegen, nummer toegang 0326, inventarisnummer 160.

11. Groot en Oosterhof 2005, p. 10.

12. RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Adrianus en Christine van Zeegen, nummer toegang 0326, inventarisnummer 181.

13. NRC Handelsblad, 16-11-1974.

14. RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, Archief Adrianus en Christine van Zeegen, nummer toegang 0326, inventarisnummer 177.