De Vogel, Jo

(Groningen 1872 – 1933 Haarlem)

a. Jo de Vogel, geportretteerd door Franciscus Hermanus Bach

Hoewel Groningen de enige plek is waar twee van zijn werken zijn geplaatst, zullen zelfs de meeste Groningers zelden of nooit de naam van hun stadgenoot Jo de Vogel (afb. a) als beeldhouwer zijn tegengekomen. Van deze kunstenaar zijn nauwelijks sporen overgebleven: twee werken op monumenten,  wat kleinere beeldjes en plaquettes,  en enkele in kranten afgebeelde maar (nog) niet teruggevonden sculpturen vormen tot nu toe zijn oeuvre. In de vakliteratuur komt hij niet voor; vermeldingen in kranten, tijdschriften en tentoonstellingscatalogi  zijn tot nu toe de enige, summiere, bron van informatie over zijn werk. Toch moet hij in zijn tijd een zekere reputatie genoten hebben.

Johannes Harmannus de Vogel was een zoon van de Groningse industrieel Lambertus de Vogel (1846 – 1912), fabrikant van lijsten en betimmeringen in Groningen en eigenaar van een kunsthandel. Vader Lambertus had een duidelijk beeld van de toekomst van zijn twee zonen: Philippus (1874 – 1952) zou de kunsthandel in Groningen en Leeuwarden overnemen en Jo waarschijnlijk de leiding van de fabriek van lijsten en betimmeringen. Hij richtte met ieder afzonderlijk een vennootschap op om dat streven te concretiseren. Jo bleek echter andere ideeën te hebben. Na een opleiding op de Academie Minerva in Groningen, die zich uitstrekte van 1884 tot omstreeks 1893, werd hij in 1893 toegelaten tot de Rijksschool voor Kunstnijverheid, gevestigd in het Rijksmuseum in Amsterdam. Op Minerva was hij tweemaal onderscheiden met een zilveren medaille en hij ontpopte zich duidelijk als beeldend kunstenaar met toekomst. Aan Minerva werd tot 1920 geen onderwijs gegeven in beeldhouwen; van die tijd zijn twee aquarellen van hem bekend en hij bekwaamde zich daar waarschijnlijk in de toegepaste kunsten. Bij zijn toelating aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid werd hij vermeld als ‘modelleur’.

b. Le Chemin de la Vie

Omstreeks 1900 trok Jo de Vogel  naar het buitenland om daar zijn talenten verder te ontwikkelen.  Daarmee vervaagt voor ons het beeld van zijn activiteiten. Hij werkte in München, Rome en Parijs, de hotspots voor beeldhouwers in die dagen. Maar het is onbekend wat hij deed en voortbracht in München en Rome. In 1916 keerde hij vanuit Rome terug en vestigde zich eerst in Amsterdam en in 1921 in Haarlem, waar hij in 1933 overleed. Een artikel van Otto Knaap in het Weekblad voor Indië in 1910  werpt enig licht op zijn verblijf in Parijs. Zowel in 1909 als 1910 was Jo vertegenwoordigd op ‘Salon des Beaux Arts’ . In het Franse tijdschrift Revue des Beaux-Arts van 1 mei 1910 wordt zijn inzending (‘Le Chemin de la Vie’) beschreven als evenwichtig van compositie en blijk gevend van een krachtige inspiratie en een heftig symbolisme. Het bericht wordt overgenomen in de Nederlandse pers (Nieuws van den dag: kleine courant, 16 juni 1910) (afb. b).

c. Memento Mori, uitgevoerd in brons

Na zijn terugkeer uit Rome werd Jo lid van de Vereniging St. Lucas. Voor de tentoonstelling in 1921 in het Stedelijk Museum Amsterdam zond hij het gipsmodel van het werk ‘Memento Mori’ in, een treurende jongeling bij een sfinx. In de Wereldkroniek werd dit werk afgebeeld met als toelichting: ‘In de zeer bezienswaardige verzameling bevinden zich vele werken welke getuigen van het hoge peil onzer hedendaagse beeldende kunst. De foto geeft te zien een fraai stuk beeldhouwwerk van J.H. de Vogel, voorstellende de Sphynx als symbool van het grote onbekende, aan welks voet de denkende mens.’ Waarschijnlijk in 1921 of 1922 is van het gipsmodel een bronzen beeld gegoten. (afb. c)

d. Grafmonument Van Ketwich Verschuur

In 1923 maakte Jo de Vogel belangeloos de bronzen beeltenis van industrieel en politicus Evert Scholten voor de Scholtenbank in Groningen; naar aanleiding daarvan verschenen berichten in de pers waarbij ook enkele andere werken van zijn hand werden afgebeeld.  Het is onbekend waar deze werken gebleven zijn. In 1924 verwierf hij, na een competitie met de meer bekende beeldhouwers August Falise (1875-1936) en Pieter Schreuder (1856-1941), de opdracht om het grafmonument te ontwerpen voor de overleden burgemeester van Groningen Van Ketwich Verschuur.  Ontwerp, productie en onthulling van dit monument gingen met uitgebreide landelijke publiciteit gepaard, zoals uit diverse  dagbladen en foto’s blijkt (afb. d). Na 1925 werd het echter stil rond Jo de Vogel.

e. Beeld van Mata Hari

Naast de hier genoemde grote werken heeft Jo de Vogel ook kleinere sculpturen gemaakt. In zijn periode in Parijs heeft hij ongetwijfeld over Mata Hari gehoord, maar hij heeft zeker niet tot haar intieme kennissenkring behoord. Wel maakte hij een mooi beeld van haar (afb. e).

Hoewel Jo de Vogel slechts een enkele keer in de publiciteit is gekomen moet hij succesvol zijn geweest, want hij liet na zijn overlijden een voor die tijd aanzienlijke nalatenschap na. Hij had weliswaar van huis uit kapitaal, maar dit was er nog steeds toen hij overleed. Hij verdiende dus de kost, wat zeker niet van veel andere kunstenaars in die periode gezegd kan worden. Zijn verblijf en activiteiten in het buitenland zijn nog altijd met vragen omgeven en veel van zijn werk verdwenen, opgeborgen (?), of vernietigd (?). Hopelijk kan het beeld nog verder gecompleteerd worden.

Auteur: Jan C. Bezemer

Literatuur

  • Otto Knaap, ‘Hollanders te Parijs, I. J.H. de Vogel, beeldhouwer’, Weekblad voor Indië 1910, 340-343
  • Jan C. Bezemer, Johannes Harmannus de Vogel (1872-1933). Een beeldhouwer uit de schaduw gehaald, uitgave in eigen beheer, Arnhem 2018