Wall Perné, Gustaaf Frederik (Gust) Van De

(Apeldoorn 1877 - 1911 Amsterdam)

Illustratie bij het zelfgeschreven sprookje De Kolenbrander en de Reus, 1908, aquarel, collectie Drents Museum.

Liefde voor kunst en natuur waren al op jonge leeftijd aanwezig bij Gust van de Wall Perné. Hij struinde rond over de Veluwe en hoorde er de volksverhalen die hij later zou optekenen. In zijn geboorteplaats Apeldoorn discussieerde hij met kunstenaarsechtpaar Chris en Agathe Wegerif over de Nieuwe Kunst. Na het afronden van een opleiding aan de Rijksnormaalschool voor tekenonderwijzers te Amsterdam in 1897 werkte hij als ontwerper voor de meubel- en batikateliers van de Wegerifs in Apeldoorn. De producten die volgens de principes van de Nieuwe Kunst gemaakt werden, verkocht men bij de Haagse kunsthandel Arts and Crafts.
Vanaf 1899 woonde en werkte Van de Wall Perné samen met zijn vrouw Eugénie van Vooren (1873-1958) in Amsterdam.

Bandontwerp voor: P.H. Hugenholtz, Levenslicht: Stichtelijke bloemlezing voor onzen tijd, Amsterdam (Van Holkema & Warendorf) 1901.

Hij ontwierp een groot aantal boekbanden en illustraties in opdracht van boekdrukkerij J.H. de Bussy & Co., waaronder twee huldeblijkalbums voor het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik. Vanaf 1904 werkte Van de Wall Perné als docent kostuumkunde aan de Toneelschool en ging hij zich eveneens bezig houden met reformkleding en weefkunst. Zijn ontwerpen werden uitgevoerd en gedragen door zijn echtgenote.

Elke zomer verbleef het echtpaar Van de Wall Perné in hun eigen ontworpen atelierwoning in Hoog Soeren. De natuur en volksverhalen van de Veluwe dienden als onderwerp voor de vele schilderijen en tekeningen die de kunstenaar maakte, meestal landschappen met een symbolistische ondertoon.

Landschap met lelie en ster, ca. 1909, olieverf op paneel, 72 x 16 cm, collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

Het werk werd voornamelijk tentoongesteld bij kunstenaarsvereniging Sint Lucas, waar Van de Wall Perné bestuurslid was. Hij had er contact met Piet Mondriaan en zij spraken over het feit dat kunst abstracter zou moeten worden om een diepere, spirituele werkelijkheid te laten zien. Met andere gelijkgestemden richtte Van de Wall Perné in 1911 de Vereniging van Kunstenaren der Idee op. In 1909 verscheen de eerste bundel Veluwsche sagen die de kunstenaar schreef en van illustraties voorzag. Geheel in deze lijn illustreerde hij in 1911 een Nederlandse uitgave van De Edda. Een tweede bundel Veluwsche sagen zou een jaar na zijn dood verschijnen.
Van de Wall Perné stierf op 27 december 1911 aan de gevolgen van een loodvergiftiging.

Mystieke paden, 1907, olieverf op doek, 129 x 177 cm, collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Zijn kunst was nog volop in ontwikkeling. In zijn korte kunstenaarsbestaan had hij zich op verschillende vlakken weten te ontwikkelen als een man van zijn tijd met eigen idealen. Hij behoorde tot de kunstenaars rond 1900 die zich niet beperkten tot de schilderkunst maar binnen allerlei disciplines van zich lieten horen. Werken van hem bevinden zich vandaag de dag onder andere in de collecties van het Rijksmuseum Amsterdam, het Stedelijk Museum Amsterdam, CODA Museum Apeldoorn en het Drents Museum. De Veluwsche Sagen zijn vele malen opnieuw uitgegeven.

Tekst: Annemiek Rens