Vries jr., Reinier Willem Petrus de

(Amsterdam 1874 - 1952 Hilversum)

a. Studie van gestileerde bloem (Helleborus) en kevers (getekend tijdens studie aan de Rijksnormaalschool), ca. 1893/95; aquarel, 62 x 34,5.

De vader van De Vries was boekhandelaar en antiquaar te Amsterdam en dreef daarnaast vanaf 1871 een veilinghuis in boeken en prenten. Hij had hierdoor veel contacten in de literaire en culturele wereld van de hoofdstad en was persoonlijk bevriend met verscheidene schrijvers en schilders. De Vries toonde al jong aanleg voor tekenen en mocht toen hij naar de HBS ging daarnaast naar de avondtekenschool van Felix Meritis. Hier kreeg hij les van Maurits van der Valk en G.W. Dijsselhof, met wie hij bevriend raakte. Vervolgens ging hij in 1890 naar de Rijksnormaalschool en behaalde in 1895 zijn MO-akte. Daarmee ging hij enige uren per week lesgeven aan de gemeentelijke (avond)tekenschool in Edam. Rond deze tijd werd hij door de schrijver Justus van Maurik, een vriend van zijn vader, gevraagd om over kunst te gaan schrijven in het weekblad De Amsterdammer, waarvan Van Maurik redacteur was. Zijn artikelen vielen in de smaak en al gauw werd hij regelmatig gevraagd ook aan andere uitgaven mee te werken (onder meer De Vrouw en haar Huis, de Nederlandsche Spectator, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het Drukkers Jaarboek). In 1900 werd hij docent aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem, waar hij bevriend raakte met mededocenten als K.P.C. de Bazel en Chris Lebeau. Wellicht heeft hij rond deze tijd ook de Vahânacursus gevolgd, de ontwerpopleiding op theosophische grondslag die door De Bazel en diens vriend J.L.M. Lauweriks geleid werd. Uit 1896 dateert het vroegste bekende eigen ontwerp van De Vries: de band voor de Amsterdamsche Studenten Almanak voor dat jaar. In de jaren die volgden was hij zeer productief als grafisch vormgever en ontwierp boekbanden, omslagen en vignetten voor diverse uitgevers.

b. Voorplat van: Dirk Coster en P.C. Boutens, Uren met Novalis, Baarn (Hollandia-drukkerij), 1915; boekdruk op linnen, 18,5 x 16.

In 1903 verhuisde hij naar Hilversum, waar hij docent was geworden aan de Burgeravondschool. In 1904 was hij medeoprichter van de VANK en het jaar daarop werd hij redacteur van het orgaan van deze vereniging, het maandblad De Jonge Kunst. In datzelfde jaar werd hij leraar aan de Vakschool voor Typografie in Utrecht.
In 1906 werd de uitgave van De Jonge Kunst alweer gestaakt, maar De Vries kon vrijwel naadloos overstappen naar een ander, veel prestigieuzer blad: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift. Hier werd hij tweede man naast hoofdredacteur Herman Robbers en hoofdverantwoordelijke voor het beleid op beeldende kunstgebied. Dankzij de ruime verspreiding van dit blad, destijds het belangrijkste culturele tijdschrift van Nederland, werd hij een gezaghebbend criticus en hij zou dit blijven tot 1929, toen hij zich na een ruzie met Robbers gedwongen zag het blad te verlaten. De Vries moet een enorme werkkracht gehad hebben, want naast zijn redacteurschap had hij een volledige baan als tekenleraar, ook nadat hij in 1914 van de Vakschool in Utrecht was overgestapt naar de gemeentelijke HBS in Hilversum. In de tijd die hij over had schilderde en tekende hij enthousiast, maakte grafiek (houtsneden en litho’s) en ontwierp af en toe boekbanden, reclamemateriaal en allerlei ander klein drukwerk. Verder was hij de drijvende kracht achter de ‘Mimosa-club’ (opgericht in 1907), die in Hilversum modeltekenavonden hield (vanaf 1918 in het atelier van De Vries) en later ook lezingen, exposities en allerlei andere activiteiten organiseerde.

c. Band van J.H. van Koetsveld, De Pastorie van Mastland, Arnhem/Nijmegen (E. & M. Cohen), 1889; stempeldruk op linnen, 44 x 71,5 (totaal).

Na zijn vertrek bij Elsevier’s Maandschrift legde De Vries zich vooral toe op het schrijven van boeken. Hij kreeg daarvoor nog meer tijd, toen hij in 1933 vanwege problemen met zijn gezondheid vervroegd gepensioneerd werd als tekenleraar. Op zijn naam staan verschillende monografieën over bevriende kunstenaars, onder wie Marius Bauer (1944) en Lambertus Zijl (1946), en enkele boeken over prentkunst. Zijn boek over Nederlandsche grafische kunstenaars uit het einde der negentiende en begin van de twintigste eeuw (1943) geldt nog steeds als standaardwerk. De Vries is in de eerste plaats als auteur van belang geweest, aan wie veel informatie te danken is over kunst en kunstenaars uit de periode rond 1900. Dat hij niet zoveel begrip had voor de kunst van de generatie na de zijne doet daar weinig aan af. Zijn beeldende werk, dat voor een groot deel primair uit liefhebberij is gemaakt, kan de toets der kritiek minder goed doorstaan. Alleen met zijn grafische ontwerpen heeft hij een bijdrage aan de kunst van zijn tijd geleverd die meetelt. Vooral zijn boekbanden laten een duidelijk eigen stijl zien, die wordt gekenmerkt door een sober gebruik van tot bijna abstracte ornamenten gestileerde motieven uit de natuur, die op basis van een geometrisch systeem over het vlak verdeeld zijn.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
a. Fotodienst Provincie Drenthe
bc. JAV Studio’s, Assen