Molkenboer, Theodorus Henricus Antonius Adolf (Theo)

(Leeuwarden 1871 - 1920 Lugano)

a. Moeder bij de linnenkast, 1894/95; olieverf op doek, 149 x 120.

Molkenboer was de oudste van de vijftien kinderen (van wie er echter zes al jong overleden) van beeldhouwer W.B.G. Molkenboer, die vanaf 1881 directeur was van de Rijksnormaalschool te Amsterdam. Hij kreeg zijn eerste tekenlessen van zijn vader, net als zijn jongere broer Antoon, en studeerde daarna aan de Rijksnormaalschool (1889-91) en aan de Rijksakademie (1891-92). Daarnaast werkte hij enige tijd op het architectenbureau van P.J.H. Cuypers en op het atelier van Antoon Derkinderen, welke laatste een oom van hem was. Daarna vestigde hij zich in Amsterdam, waar hij zich afficheerde als schilder, beeldhouwer, grafisch vormgever en ontwerper van kerkelijke toegepaste kunst. In 1896 werd hij lid van Arti et Amicitiae (waarvan hij in 1904 stemhebbend lid zou worden) en het jaar daarop kreeg hij een premie uit het Willink van Collen-fonds. In 1905/06 werkte hij enige maanden in Amerika, waar zijn broer Antoon op dat moment ook verbleef. In 1911 gaf hij in eigen beheer een wervend Engelstalig boekje uit over zijn schilderijen (Portraits and Pictures by Theo Molkenboer), waaruit valt op te maken dat hij plannen had om opnieuw naar Amerika te gaan, maar daar is het nooit van gekomen. Hij gaf overigens meermalen dergelijke publicaties uit om zijn werk onder de aandacht van potentiële opdrachtgevers te brengen. Eén daarvan is gewijd aan een viertalbeschilderde gipsen beelden, die hij tussen 1912 en 1915 gemaakt had en die kennelijk bijzonder levensecht leken. In de brochure verdedigt hij zich verontwaardigd tegen de aantijging van enkele collega’s dat hij ze gemaakt had door zijn modellen op een of andere manier te kopiëren.
Molkenboer was een veelzijdig kunstenaar die – naast schilderijen en enige beelden en litho’s – glas-in-lood-ramen, kruiswegstaties en geschilderde decoraties heeft vervaardigd voor verschillende kerken.

b. Staand meisje (de jongste zuster van de schilder), 1895; olieverf op doek, 110 x 38,5.

Van 1901 tot 1904 was hij hoofdontwerper voor de ceramiekfabriek ‘Holland’ in Utrecht, waarvoor hij zowel sier- en gebruiksaardewerk als beeldjes ontwierp. Voorts was hij actief als grafisch vormgever (veelal ook voor kerkelijke opdrachtgevers) en boekbandontwerper. Uit een brochure die hij in 1909 over zijn kerkelijke werk uitgaf blijkt dat hij ook nog reliekhouders, miskelken en andere rituele objecten heeft vormgegeven en meubels en tapijten heeft ontworpen. Al heeft hij zich in diverse publicaties sterk gemaakt voor de emancipatie van de kunstnijverheid, zelf had hij toch het meest succes als schilder van portretten, waaronder vele van prominente katholieke persoonlijkheden. Die portretten worden gekenmerkt door een verzorgde, realistische stijl, die – vooral in zijn vroege werk – soms wat nadrukkelijk archaïsch aandoet. Terwijl het met zijn loopbaan steeds verder bergopwaarts ging, raakte hij besmet met TBC, waarvan hij niet meer zou herstellen. Hij overleed tijdens een kuur in Zwitserland op 49-jarige leeftijd.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
ab. Tom Haartsen, Ouderkerk a/d Amstel