Kort, Arnold Willem

(Haarlem 1881 - 1972 Groningen)

a. Boomtak, 1918; batik op katoen, 87,5 x 68,5.

Kort, die afkomstig was uit een eenvoudig middenstandsmilieu, werd opgeleid aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem (1894-99), waar hij les kreeg van o.a. K.P.C. de Bazel en M. Duco Crop. In 1903 ging hij naar Groningen, waar hij nog enige tijd de avondlessen volgde aan Academie Minerva. In 1905 werd hij medewerker van de meubelfabriek ‘Nederland’ van J.A. Huizinga, waarvan hij al gauw samen met architect A.J. Sanders (1869-1911) de belangrijkse ontwerper werd. De eerste jaren werkte hij tegelijkertijd als interieurdecorateur voor architect G.W. van Heukelom, die in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen enige stations ontwierp (onder meer in Hengelo, Roosendaal en Baarle-Nassau). Bij Huizinga was Kort aanvankelijk alleen verantwoordelijk voor het textiel in het interieur, zoals stoelzittingen, gordijnen en wandbespanningen, die hij vaak in batikwerk uitvoerde. In deze techniek maakte hij ook losse artikelen, zoals theemutsen en kussenovertrekken. Daarnaast ontwierp hij het decoratieve snijwerk aan de door Sanders ontworpen meubelen, dat werd uitgevoerd door de beeldhouwer Willem Haver (1870-1937). Na enkele jaren ging hij zelf ook meubels ontwerpen en omdat hij, net als zijn collega, een aanhanger was van de constructieve richting, is nauwelijks meer vast te stellen welke meubelstukken van hem en welke van Sanders zijn. Huizinga stond overigens zelf eveneens achter de principes van de constructieve richting en zijn bedrijf verkocht naast de eigen producten onder meer ook meubels van ’t Binnenhuis naar ontwerp van H.P. Berlage en Jac. van den Bosch en ceramiek van Bert Nienhuis, Willem Brouwer en Chris van der Hoef.

b. Bloeiende cactus, 1922; pastel, 46 x 29,5.

Naast toegepast werk heeft Kort ook altijd ‘vrij’ werk gemaakt: landschappen, stadsgezichten en stillevens, meestal van bescheiden formaat, die in een kleurige, schetsmatige stijl zijn weergegeven.
Om niet volledig van Huizinga afhankelijk te zijn, nam hij in 1908 een docentschap aan Academie Minerva aan. Tot 1946 zou hij aan deze academie verbonden zijn en er vele leerlingen de eerste beginselen van het tekenen en schilderen bijbrengen, onder wie Johan Dijkstra, Henk Melgers en diverse andere leden van De Ploeg. Op hun beurt oefenden zij weer invloed uit op Kort, die rond 1920 ook houtsneden ging maken en daarbij een meer expressionistische werkwijze ontwikkelde. Nadat hij in 1921 bij Huizinga was weggegaan werd het schilderen, tekenen en grafiek maken steeds belangrijker voor hem en ging hij vaker exposeren, zowel binnen als buiten Groningen. Hij trok nu geregeld de stad uit, veelal naar Drenthe, waar het landschap en de oude saksische boerderijen hem veel inspiratie gaven. Na zijn pensionering werd Vlieland een favoriet werkterrein, waar hij tot op hoge leeftijd vrijwel ieder jaar enige tijd doorbracht. In de landschappen die hij hier tekende en schilderde ontwikkelde hij een geheel nieuwe werkwijze, die gekenmerkt wordt door een vergaande abstrahering en het gebruik van tere, bestorven kleuren, waarmee hij een verstilde, dromerige sfeer wist te creëren.

Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.

Copyright afbeeldingen:
ab. JAV Studio’s, Assen